Energietransitie is sinds een paar jaar een grote rol gaan spelen in de verduurzamingsopgave van Nederland. De complexiteit die komt kijken bij het opstellen van een verduurzamingsaanpak is een vraagstuk dat, naarmate we verder werken aan de energietransitie, steeds vaker uitgesproken wordt. Een verduurzamingsproject, zoals het Programma Aardgasvrije Wijken, speelt zich af in een specifieke context met unieke omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de uitwerking van het project. Dit onderzoek verkent in acht proeftuinen hoe actoren overgaan tot samenwerking binnen het Programma Aardgasvrije Wijken en welke stimulansen hierin een rol spelen voor actoren. Het bij elkaar zetten van een groep actoren voor een project leidt niet automatisch tot een versnelde uitvoering van het project (Gorman, Cooke, & Salas, 2010). Het achterhalen van de stimulansen die een actor hiertoe bewegen, geeft meer inzicht hoe de aanloop naar een samenwerking eruitziet en hoe daaruit voortvloeiend de energietransitie op wijkniveau gerealiseerd kan worden. Deze stimulansen zijn geen passieve ‘start-waarde’ waar een actor mee geconfronteerd wordt, maar zijn een set van elementen die actief invloed blijven uitoefenen op het gedrag en de beweegredenen van actoren om te gaan samenwerken (Emerson et al., 2012; Baird, Plummer, & Bodin, 2015; Newell & Swan, 2000). Literatuur rondom collaborative governance is ingezet om stimulansen te identificeren die bij dergelijke verduurzamingsprojecten een rol konden spelen. Vanuit een complex systemisch perspectief zijn ook onzekerheid en wederzijdse afhankelijkheid opgenomen in het conceptueel model als stimulansen die actoren vormen in hun keuze om over te gaan tot samenwerking. De grootste uitdagingen van de proeftuinen liggen volgens de respondenten op het sociale vlak. Het realiseren van een aardgasvrije wijk vergt een vergaande samenwerking tussen de gemeente en andere actoren, waarbij het succes van de proeftuin sterk afhankelijk is van de instemming van de wijkbewoners om hun woning aan te passen. Wat een actor stimuleert om over te gaan tot samenwerking in een proeftuin, staat of valt bij de onzekerheid die hij ervaart. Onzekerheid blijkt dé grote stimulans te zijn voor actoren om niet over te gaan tot samenwerking. Het technische karakter van het project en de abstracte vraagstukken rondom de energietransitie, leiden ertoe dat actoren niet goed kunnen inschatten wat de stand van zaken zijn, wat de gevolgen daarvan zijn en hoe zij daarop moeten reageren. In dit onderzoek is dit gevat in situationele, effect- en responsonzekerheid bij de actoren. Proeftuinen die erin slaagden om een samenwerking te bewerkstelligen, lieten zien dat dit gebeurde wanneer een gedeeld belang of gedachtegoed werd gevonden tussen actoren. Op het moment dat actoren deze wederzijdse afhankelijkheid ervaren, vergroten de ‘overlevingskansen’ van het project. Actoren realiseren zich dat ze op anderen kunnen leunen voor kennis over het project (vermindert situationele onzekerheid), ze van elkaars resources en ideeën gebruik kunnen maken voor het verdere verloop van de proeftuin (vermindert effectonzekerheid) en het helder is met wie gewerkt kan worden voor een aanpak/uitvoering van de proeftuin (vermindert responsonzekerheid). Wanneer initiatiefnemers onzekerheden binnen hun proeftuin (h)erkennen, blijken boundary spanning activiteiten een nuttig concept voor hen om de effecten van onzekerheid voor ander actoren te verminderen en om andere actoren aan te sturen op het ervaren van wederzijdse afhankelijkheid.

Dr. P. Marks, Hans Joosse -Bill MSc.
hdl.handle.net/2105/56191
Public Administration
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Carla Visscher. (2021, February 26). Samenwerken tijdens de Energietransitie. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/56191