“Waarom is in Nederland het lager onderwijs voor schipperskinderen nog niet geregeld”? Deze vraag stelde de heer Cohen in een artikel van De Binnenvaart, officieel orgaan van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart in het jaar 1931. Hij concludeerde dat het lager onderwijs aan schipperskinderen in alles tekortschoot. Om dit een halt toe te roepen, werden begin twintigste eeuw verschillende fondsen ten behoeve van het lager onderwijs aan schipperskinderen opgericht. De leden van deze fondsen moesten een lange strijd leveren om maatschappelijke aandacht te verkrijgen voor dit probleem. Mensen die geen ambulant beroep uitoefenden en aan de wal woonden schonken weinig aandacht aan de moeilijkheden betreffende het onderwijs aan schipperskinderen, als zij zich al van deze problemen bewust waren. In de negentiende eeuw en ook in de twintigste eeuw was het onderwijs aan schipperskinderen ‘een ondergeschoven kindje’. Dit is ook terug te vinden in de wetenschap en literatuur. Er is niet specifiek onderzoek gedaan naar de geschiedenis van het lager onderwijs aan schipperskinderen. Daar heb ik met deze thesis verandering in gebracht. De onderzoeksvraag van mijn master thesis luidt dan ook: ‘Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen in het lager onderwijs aan schipperskinderen in Nederland van 1882 tot en met 1942’? Om antwoord te kunnen geven op mijn hoofdvraag heb ik meerdere jaargangen van het tijdschrift De Binnenvaart van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart geanalyseerd en een statistisch onderzoek verricht naar het schoolbezoek van schipperskinderen en deze vergeleken met het schoolbezoek van kinderen waar van de ouders geen ambulant beroep hadden. Verder heb ik mij verdiept in het leven van de heer Gerben de Jong, die ook wel de ‘vader van het schippersonderwijs’ werd genoemd. De eerste ontwikkelingen betreffende het schippersonderwijs deden zich in 1882 voor toen de heer Dornseiffer een fonds oprichtte voor steunverlening aan schipperskinderen om ze in een kostgezin te kunnen plaatsen zodat zij geregeld naar school konden. Meer pioniers volgden, maar het ontstaan van het schippersonderwijs heeft veel voeten in de aarde gehad. In de negentiende eeuw waren schrikbarend veel schipperskinderen volledig verstoken van gedegen onderwijs en kregen in plaats daarvan les van hun moeder aan boord. In de grote ligplaatsen konden de kinderen een reguliere basisschool bezoeken waar zij onderwijs genoten in een bestaande klas, maar hier werd niet veel gebruik van gemaakt omdat het moeilijk was om met de lesstof mee te komen. Aan het einde van de negentiende eeuw ontstonden de eerste schippersklassen en konden de schipperskinderen ligplaatsonderwijs volgen door naar een speciale ligplaatsschool te gaan. Toch liepen veel kinderen in deze tijd grote leerachterstand op, omdat het voor de schippers niet gangbaar was om hun kinderen naar school te sturen. Daarnaast konden de schipperskinderen alleen naar school wanneer het ouderlijk schip meer dan 48 uur in dezelfde plaats bleef liggen. De enige mogelijkheid om de schipperskinderen voldoende onderwijs aan te kunnen bieden was het bevorderen van het continu-onderwijs. Een continuschool was een lagere school die uitsluitend bestemd was voor schipperskinderen. Om dit onderwijs te kunnen volgen moest het kind in een kostgezin aan de wal of op een schippersinternaat worden geplaatst. Om de zaken voor de schippersouders en hun kinderen gemakkelijker te maken, kwam de regering de ouders tegemoet door de leerplichtige leeftijd voor schipperskinderen te verhogen van zes naar acht jaar en kon het lager onderwijs in een verkorte tijd afgerond worden. Hierdoor steeg het aantal schoolgaande schipperskinderen aanzienlijk. De maatregelen van overheidsinstanties en de inspanningen van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart, onder leiding van Gerben de Jong, hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het bevorderen en verbeteren van het lager onderwijs aan schipperskinderen. Uit het uitgevoerde statistische onderzoek is echter gebleken dat er meer factoren van invloed zijn geweest op het schoolbezoek van schipperskinderen. Terwijl het schoolbezoek van kinderen die het reguliere onderwijs volgden enkel door overheidsingrijpen fluctueerde, zijn er veranderingen binnen het schoolbezoek van schipperskinderen waarneembaar die zijn ontstaan door zowel politieke als economische factoren. In betere economische tijden is dikwijls een toename van het aantal bezoeken aan ligplaatsscholen zichtbaar omdat de schipperskinderen op zulke momenten meer gingen reizen en dus ongeregelder naar school konden gaan. Vanaf 1969 kwam daar verandering in met de afschaffing van de uitzonderingspositie die schipperskinderen hadden op de leerplicht. Nu waren de schipperskinderen ook verplicht om onafgebroken het lager onderwijs te volgen. Het ligplaatsonderwijs was in de jaren daarvoor al sterk in omvang afgenomen, maar met deze maatregel werd het volledig overbodig en verdween. Anno 2011 volgen alle schipperskinderen continu les op een schippersschool of op een reguliere school.