De centrale vraagstelling van dit onderzoek luidt: Hoe heeft het gebruik van mondelinge bronnen in de Nederlandse geschiedschrijving diezelfde geschiedschrijving sinds de Tweede Wereldoorlog beïnvloed? Op basis van deze vraag zijn enkele subvragen opgesteld: Hoe ontwikkelde de geschiedschrijving in Nederland in de 20e eeuw? Wat was de functie van oral history in diezelfde geschiedschrijving? En tenslotte: Wat was de plaats van oral history in de Nederlande geschiedschrijving? Het onderzoek begint dan ook met een schets van de ontwikkelingen in de maatschappij. Ook de wetenschap in het algemeen en de geschiedschrijving in het bijzonder komen aan bod. Door de veranderingen in de maatschappij en de wetenschap is de focus van de geschiedschrijving langzaam maar zeker verschoven van de ‘grote verhalen’ naar ‘kleine verhalen’. Deze verschuiving is mede te zien in de vakgebieden waarop geschiedenis wordt beoefend (van politieke naar economische en sociale geschiedschrijving). Vervolgens wordt voornamelijk aan de hand van het werk van Ben Sijes duidelijk gemaakt hoe de Tweede Wereldoorlog de historicus naar de mondelinge bronnen duwde. Door het gebrek aan ‘traditionele’ bronnen, zoals archiefstukken en egodocumenten, moest Ben Sijes zich wel richten op oral history. Sijes gebruikte zijn mondelinge bronnen met name voor waarheidsvinding, in andere woorden hij gebruikte zijn mondelinge bronnen om hiaten te vullen in bestaande historische kennis. In de jaren ’60 en ’70 van de 20e eeuw waren er veel maatschappelijke veranderingen waar te nemen, die de wetenschap in het algemeen en de geschiedschrijving in het bijzonder deden veranderen. Met name de opkomst van het feministisch gedachtegoed en van het postmodernistisch denken hadden een grote invloed op de ontwikkeling van oral history. Het feminisme kon met behulp van oral history de vrouw een stem geven in de geschiedschrijving. Tot het midden van de 20e eeuw hadden zij die niet of nauwelijks. De postmodernisten waren op een andere manier belangrijk in de ontwikkeling van oral history. Zij stelden dat objectieve wetenschappelijke kennis niet bestaat in de geschiedschrijving, dat subjectiviteit niet uit te bannen is. Dit legitimeerde de mondelinge bron. Deze werd immers vaak weggezet als subjectief, maar in de ogen van de postmodernisten niet subjectiever dan ‘traditionele’ bronnen. Wat het feminisme en het postmodernisme betekenden voor de oral history in de Nederlandse geschiedschrijving wordt duidelijk na de analyse van het werk van Kees Slager en Selma Leydesdorff. De functie van de mondelinge bronnen in het werk van Kees Slager is te vergelijken met die van Sijes (waarheidsvinding en hiaten vullen). Selma Leydesdorff laat met haar onderzoeken zien dat het feminisme en het postmodernisten een grote invloed hebben gehad op geschiuedschrijving in Nederland. De functie van de bronnen is verschoven, zij zijn nu zelf het onderzoeksobject. Niet waarheidsvinding komt centraal te staan, maar de analyse van de herinnering. Een andere verandering, die waar te nemen zijn in de Nederlandse geschiedschrijving, is de opkomst van de populaire oral history van bijvoorbeeld Geert Mak en Judith Koelemeijer. Wat is nu de conclusie van het onderzoek? Hoe heeft het gebruik van mondelinge bronnen in de Nederlandse geschiedschrijving diezelfde geschiedschrijving sinds de Tweede Wereldoorlog beïnvloed? Ten eerste noem ik het emanciperende element van de geschiedenis, die met de opkomst van oral history een enorme impuls kreeg. Ten tweede is de kijk op geschiedenis, mede door het postmodernistische denken, veranderd. Niet langer is de geschiedenis één verhaal, dat steeds aangepast wordt. Historici zien de geschiedenis als een steeds maar groeiende lappendeken van verhalen en ideeën.

, , , ,
Willemse, dr. C.L.A.
hdl.handle.net/2105/11074
Maatschappijgeschiedenis / History of Society
Erasmus School of History, Culture and Communication

Horssen, J.G.R. van. (2011, August 31). Verzamelde verhalen. Maatschappijgeschiedenis / History of Society. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/11074