Samenvatting Achtergrond: Hoewel de zorgkosten blijven stijgen en de zorg langzaamaan onbetaalbaar wordt, blijken veel patiënten gebruik te maken van de dure spoedeisende eerste hulp (SEH) in plaats van de goedkopere eerstelijnszorg. Sinds een aantal jaar bestaat er echter een goedkoper en mogelijk ook effectiever alternatief, de huisartsenpost (HAP). Biedt dit een oplossing voor de stijgende zorgkosten? Doel: Deze scriptie beoogt antwoord te geven op de vraag of het veilig en doelmatig is om patiënten die, op eigen initiatief, met een niet-dringende zorgvraag op de SEH van een kinderziekenhuis binnenkomen te verwijzen naar de huisartsenpost. Methode: Voor dit onderzoek zijn in twee fasen vergelijkbare groepen patiënten gevolgd in het Juliana Kinderziekenhuis in Den Haag. Het betrof kinderen in de leeftijd van 3 maanden tot 16 jaar die op eigen initiatief naar de SEH kwamen. In de eerste fase zijn patiënten die door middel van het, voor kinderen aangepast, Manchester Triage Systeem (MTS) getrieerd werden in de urgentiecategorie ‘standard’ of ‘non-urgent’ op de SEH geholpen. In de tweede fase van het onderzoek werden vergelijkbare patiënten verwezen naar de HAP, ze konden deze verwijzing weigeren. Voor beide groepen patiënten zijn de kosten van het eerste consult berekend. Daarnaast is gekeken naar een eventueel vervolgtraject na het eerste consult en de kosten die hierbij horen. Er is zowel naar kosten binnen als buiten de gezondheidszorg gekeken. Tevens is er voor dit onderzoek een literatuurstudie gedaan om te onderzoeken waarom mensen ervoor kiezen om naar de SEH te gaan, om na te gaan of triage en verwijzen, in het bijzonder bij kinderen, veilig kan gebeuren en of artsen en ziekenhuizen hiervoor open staan. Tot slot zijn mogelijke alternatieve scenario’s doorgerekend om te kijken hoeveel winst er in de verschillende scenario’s behaald kan worden ten opzichte van de bestaande situatie. Resultaten: Uit de literatuurstudie blijkt dat de keuze voor de SEH voornamelijk gemaakt wordt door een verkeerde perceptie van hoe ziek het kind is en door een groot vertrouwen in de (compleetheid van de) SEH. Triage, mits gebruik wordt gemaakt van een voor kinderen aangepast triagesysteem, blijkt op een veilige manier een verdeling te maken over de verschillende urgentiecategorieën. Op basis hiervan kan bepaald worden of en hoe snel een patiënt op de SEH geholpen moet worden. Zowel huisartsen als medisch specialisten zijn voorstander van het maken van deze schifting. Naar de gevolgen voor de geldstromen binnen de zorg en de kosten van de zorg als de patiëntenstromen gaan verschuiven is nog weinig onderzoek gedaan. Uit dit onderzoek blijkt wel dat er een besparing mogelijk is als de minst urgente patiënten niet op de SEH geholpen worden maar worden verwezen naar de HAP. Per patiënt levert dit onder de huidige omstandigheden een besparing van €12,- op. Tijdens dit onderzoek bleken slechts 38% van de patiënten in de laagste urgentiecategorieën zich te laten verwijzen. Bij 43% is de verwijzing niet besproken en 19% weigerde de verwijzing. Bij de patiënten die zich wel lieten verwijzen blijken er minder vervolgbezoeken te zijn binnen de periode dat ze gevolgd zijn dan bij vergelijkbare patiënten in fase 1 waarbij patiënten niet verwezen werden. Dit was 28% in fase 1 tegenover 21% in fase 2. Tot slot was ook de tijd die de patiënt in totaal kwijt was aan het bezoek aan de SEH en/of HAP in fase 2 lager dan in fase 1. De verwezen patiënten zijn redelijk tevreden over de manier waarop ze benaderd zijn op de SEH, ze geven een gemiddeld cijfer van 6,7. Conclusie: Het verwijzen van niet-urgente patiënten blijkt veilig te kunnen en levert ook een kostenbesparing op. Het verwijzen van deze patiënten van de SEH naar de HAP is dus doelmatig. De kostenbesparing was echter betrekkelijk klein. Het verdient daarom aanbeveling om nader onderzoek te doen naar mogelijkheden om deze doelmatigheidswinst te vergroten. Dit kan bijvoorbeeld door een HAP dichter bij de SEH te plaatsen, door laag-urgente patiënten een zelfzorgadvies te geven of naar de eigen huisarts te verwijzen of de keuze van de patiënt om naar de SEH te gaan te verminderen. Daarnaast is het zinvol om te kijken hoe het percentage verwezen patiënten verhoogd kan worden. Summary Background: Even though health care costs keep rising and health care starts to become unaffordable, many patients use the expensive emergency care instead of the cheaper and possibly more effective alternative of the general practitioner post , which came into being a few years ago. Is this a resolution for the rising health care costs? Objective: This thesis strives to answer the question whether it is safe and efficient to refer patients, who came into the emergency care of a paediatric hospital on their own initiative and with a non-urgent health problem, to a general practitioner post. Methods: In the two phases of this study two comparable groups of patients have been followed in the Juliana Paediatric Hospital in Den Haag. This study concerns children, ranging in age from three months to sixteen years, who came to the emergency care on their own initiative. In the first phase patients who have been triaged into the categories standard and non-urgent with the - to children adapted version of – the Manchester Triage System (MTS), were treated at the emergency care. In the second phase comparable patients were referred to the general practitioner post, with the option to refuse the referral. For both groups of patients the costs of the first consultation were determined. If further action was required after the first consultation, the costs of this were also determined. This goes for both costs inside and outside health care. Furthermore a literature study was carried out to determine why people choose to visit the emergency care, if triage and referrals, especially for children, are safe and if both the hospital and the doctor are prepared to use those. Lastly possible alternative situations were looked at to determine how much profit could be made compared to the status quo. Results: Literature shows that people choose to visit emergency care because of a wrong perception of the severity of the illness of the child and because of the trust in (the completeness of) emergency care. If a to children adapted version of the triage system is used, research shows that triage is a safe way to determine in which urgency category the patient belongs. Based on this triage it can be determined whether and how quickly a patient should be treated at emergency care. Both general practitioners and medical specialists are positive about distinguishing both categories. The effects on the cash flow within health care and the health care costs when patient flow shifts are not well researched. This study shows that a reduction of costs is possible when the least urgent patients are referred to the general practitioner post instead of treating them at emergency care. In the status quo this would save €12 per patient. The study shows that only 38% of patients in the lowest urgency category accept a referral. In 43% of the patients, emergency department staff did not discuss the referral and 19% of the patients rejected the referral. During the time they were followed, the patients who accepted the referral made fewer further visits than comparable patients in phase 1, who were not referred to a general practitioner post (21% in phase 2, compared to 28% in phase 1). The duration of the visit to the emergency care and/or the general practitioner post was also shorter among the patients in phase 2 compared to phase 1. The referred patients were moderately content about the way they were approached at emergency care, giving an average mark of 6.7. Conclusion: The study shows that referring non-urgent patients is safe and leads to a reduction of the costs, so referring a patient from emergency care to the general practitioner post is efficient. The reduction of costs was relatively small. So further research to the possibilities of making the reduction of costs more effective is recommended. For example, this could be done by placing the general practitioner post close to the emergency care, advising the low-urgent patients about a treatment they can carry out themselves, referring them to their own general practitioner or by influencing the patient’s choice for emergency care. Furthermore it would be useful to research how a larger percentage of patients can be referred.

, ,
Poleij, Dr. M.J.
hdl.handle.net/2105/12146
Bachelor scripties (ESHPM)
Erasmus School of Health Policy & Management

Ubels, R. (2012, August 24). Voordelig verwijzen. Bachelor scripties (ESHPM). Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/12146