De scriptie geeft antwoord op de onderzoeksvraag: Waarom ontstond en ontwikkelde het concept van de gemiddelde Nederlander gedurende de periode 1835 – 1965 in Nederland? In 1835 werd de gemiddelde mens door Adolphe Quetelet geïntroduceerd. Het was een denkbeeldige persoon die werd gebaseerd op de gemiddelde waardes van kwantitatieve gegevens van mensen. Gedurende de periode 1835 – 9 mei 1940 werden bevolkingsstatistieken een belangrijke adviesbron voor de Nederlandse overheid die in toenemende mate ingreep in de maatschappij. Tijdens de negentiende eeuw werden er steeds meer gegevens per individu verzameld. In 1899 resulteerde dit proces in de oprichting van het Centraal Bureau voor de Statistiek dat snel groeide. Statistieken gaven Nederland vooral weer als een economische eenheid. Rond 1870 werd er echter een proces ingezet dat leidde tot de verzuiling van Nederland. De protestants-christelijken, rooms-katholieken, socialisten en de overigen organiseerden zich, en sociale mobiliteit tussen de groepen was nagenoeg onmogelijk. De hoogtijdagen van de verzuiling begonnen rond 1920. Vanaf 1896 werd de gemiddelde Nederlander geconstrueerd in de pers. De eerste constructie werd gefundeerd door de theorie van de gemiddelde mens, de inkomensstatistiek en de toevoeging van de nationaliteit. Vanaf 1909 werd de consumptie toegevoegd aan het concept, werden er uitspraken gedaan over de gehele Nederlandse economie, en werden er vergelijkingen gemaakt met gemiddelde mensen met een andere nationaliteit. Vanaf 1910 werd de gemiddelde Nederlander een denkbeeldige persoon, omdat er een denkende eigenschap werd toegevoegd. Vanaf 1918 werd de gemiddelde Nederlander synoniem voor dé Nederlander. Vanaf 1926 kreeg het concept in de liberale kranten een toegedichte mening. De Tweede Wereldoorlog (1940 – 1945) was een van de meest ingrijpende gebeurtenissen in de Nederlandse geschiedenis. Statistieken werden er nauwelijks gepubliceerd. Gedurende de Tweede Wereldoorlog was er in de Nederlandse pers vooral sprake van een gemiddelde Nederlander die zijn of haar mening moest bijstellen. De gemiddelde Nederlander was de gewone Nederlander in het midden, maar niet meer dé Nederlander. Na de oorlog begon de wederopbouw in Nederland. De overheid greep terug op het CBS als adviesorgaan voor het overheidsingrijpen. Tegelijkertijd was er sprake van de opkomst van het steekproefonderzoek met de opiniepeiling en het marktonderzoek. De verzuiling werd doorbroken rond 1960 en Nederland werd een nationale eenheid. De berekende gemiddelde Nederlander was gedurende de periode 1945 – 1960 bijna verdwenen. De gemiddelde Nederlander werd nagenoeg niet gebaseerd op de uitkomsten van steekproefonderzoeken. De steekproefonderzoeken zouden rond 1955 algemeen zijn geaccepteerd, maar de acceptatie zou mogelijk later plaatsvinden. Desondanks was er vanaf 1945 in de pers sprake van een gebruik van de gemiddelde Nederlander als een persoon die diende te worden overtuigd. Het concept bleef een representatie van de gewone Nederlander. Vooral bij het liberale gedeelte van het publiek was vanaf 1951 de gemiddelde Nederlander een synoniem voor ons, wij of het publiek. Vanaf 1960 raakte het gebruik van de gemiddelde Nederlander weer meer ingeburgerd. De berekende en denkende eigenschappen, maar ook de mening van de gemiddelde Nederlander werden gebruikt als een argument in de politiek. De opkomst zorgde voor weerstand. Desondanks werd in 1964 – 1965 de mening van de gemiddelde Nederlander twee maal gebaseerd op opiniepeilingen. Tevens lijkt het concept in de gehele pers synoniem te worden voor ons, wij of het publiek.

, , , ,
v. Eekelen
hdl.handle.net/2105/12400
Maatschappijgeschiedenis / History of Society
Erasmus School of History, Culture and Communication

Zwaal, T. van der. (2012, August 31). De gemiddelde Nederlander. Maatschappijgeschiedenis / History of Society. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/12400