Samenvatting De wens tot informatiedeling in de zorgsector is groot, maar in de praktijk blijkt dat de invoering van regionale en landelijke gedeelde elektronische patiëntendossiers traag en problematisch verloopt. Door de enorme kosten van de projecten en ten bate van voortgaande kwaliteitsverbetering is het van belang inzicht te verkrijgen in oorzaken van de trage en problematische invoering van het gedeelde EPD. In dit onderzoek wordt gekeken vanuit het perspectief van de gebruiker, met als doel de ontwikkeling van maatregelen om de implementatie van het gedeelde EPD voorspoediger te kunnen laten verlopen en bij te dragen aan de theorie over implemenatie. Omdat het gaat over de ervaring van de zorgverleners is kwalitatief onderzoek geschikt, waar de volgende vraagstelling centraal staat: Hoe is in een huisartsenpraktijk het daadwerkelijk gebruik van gedeelde elektronische waarneemdossiers en welke overwegingen spelen daarbij een rol? In de onderzochte casus, apotheek en huisartsenpraktijk Prinsensingel te Roosendaal, is met behulp van interviews en observaties gebleken dat er meerdere soorten waarneming bestaan. De twee huisartsen gebruiken voor de praktijkwaarneming in de HOED en in de dagpraktijken hun eigen HIS. Door de koppeling met het AIS van de apotheek is het bij de waarneming mogelijk om de medicatiedossiers in te zien. Bij de ANW-waarneming wordt er gebruik gemaakt van de regionale koppeling, waardoor van een groot deel van de regio tijdens de waarneming de patiëntendossiers kunnen worden ingezien. Huisartsenpraktijk Prinsensingel is ook op het landelijk EPD aangesloten. Echter is uit de interviews en observaties gebleken dat het landelijk EPD niet tot nauwelijks wordt gebruikt in de twee huisartsenpraktijken, omdat de zorgverleners het landelijk EPD als niet noodzakelijk beschouwen. In Roosendaal zijn maar weinig passanten en door vergaande samenwerking in de AHOED en goede lokale en regionale koppelingen wordt het landelijk EPD als niet noodzakelijk gezien. Verder waren er door onder andere de centrale rol van de overheid problemen met de communicatie bij de implementatie van het landelijk EPD. Het landelijk EPD lijkt daarmee niet aan de verwachtingen van de zorgverleners te kunnen voldoen en niet goed te passen bij de werkpraktijk. Er wordt aanbevolen om in de toekomst grote (ICT) projecten, waarbij veel partijen betrokken zijn zoals bij het landelijk EPD, decentraal aan te sturen. Verder zal er bij het ontwerpen van gedeelde EPD’s rekening moeten worden gehouden met de complexiteit en rijkdom van alle samenwerking en relaties tussen de verschillende onderdelen van systemen in de zorgsector. Ten slotte worden aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan en een praktische aanbeveling voor de huisartsenpraktijken betreffende juridische uitgangspunten voor uitwisseling van patiëntendossiers. Summary The desire for information sharing in the healthcare sector is large, but in practice it appears that the introduction of regional and national shared electronic patient records runs slow and problematic. Due to the enormous costs of the projects and for ongoing quality improvement it is important to gain insight into reasons for the slow and problematic implementation of the shared EHR. This research examines the perspective of the user, with the aim of learning from the results, so that measures can be taken to implement the shared EHR prosperous and to contribute to implementation theory. Because it's about the experience of caregivers, qualitative research is appropriate with the following central question: How is in a general practice the effective use of shared electronic records and what considerations play a role? In the studied case, pharmacy and general practice Prinsensingel at Roosendaal, has been found, using interviews and observations, that there exists several types of observation. The two GP’s uses their own HIS for the observation in their own practices and for the observation of others. By linking with the AIS of the pharmacy it is possible to see the medical records. At the observation in the ‘Huisartsenpost’ the GP’s uses regional links, so from a large part of the region the patient records can be viewed during the observations. General practice Prinsensingel is also connected to the nationwide EHR. However, the interviews and observations showed that the nationwide EHR was hardly used in the two GP practices, because the caregivers consider the EHR not necessarily. There are a few passers-by at Roosendaal and through far-reaching cooperation in the AHOED and good local and regional links, the caregivers sees the nationwide EHR as not necessary. There were problems with the communication at the implementation of the HER, inter alia due to the central role of the government. It seems that the nationwide EHR does not meet the expectations of the caregivers and not fit the work practices. It is recommended that in future large (ICT) projects, where many parties are involved as in the nationwide EHR, decentralized control is better. Furthermore, in the design of shared EHRs, the complexity and richness of all cooperation and relations between different parts of systems in healthcare will have to be taken into account. Finally, recommendations for future research and a practical recommendation for the GP practices on legal principles for sharing patient records are given.

, ,
Huisman, E.
hdl.handle.net/2105/12580
Master Zorgmanagement
Erasmus School of Health Policy & Management

Ostaijen, J.M.C. van. (2012, June 28). Gedeelde Elektronische Patiëntendossiers. Het daadwerkelijk gebruik van en de overwegingen in een huisartsenpraktijk over gedeelde elektronische waarneemdossiers.. Master Zorgmanagement. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/12580