Samenvatting Dit onderzoek, gedaan als afstudeeropdracht van de Master Zorgmanagement aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, Instituut beleid en management gezondheidszorg, gaat in op eerstelijns verloskundigen die werkzaam zijn binnen de muren van het ziekenhuis. Het doel van dit onderzoek is om te ontdekken welke ontwikkelingen ten grondslag liggen aan de veranderende verhouding tussen de eerste- en tweedelijns verloskunde en welke invloed dit heeft op het werk van verloskundigen. Het theoretisch kader is gevormd rondom de verschillen tussen het medische model voor geboorte en het normale model voor geboorte. In het ziekenhuis voert het medische model de boventoon en het lijkt erop dat geboorte gemedicaliseerd wordt. Er is echter ook nog steeds aandacht voor de normale aspecten van de geboorte (O’Connell, 2009). Het handhaven van deze normale aspecten wordt toebedeeld aan de verloskundigen (O’Connell, 2009). Beide modellen bieden inzicht in de visies die er bestaan ten aanzien van geboorte en bevalling. Macht en controle, aanpassen aan geldende normen en normaliseren van geboorte zijn thema’s die in de literatuur naar voren komen. Welke ontwikkelingen die gepaard gaan met het vervagen van de grenzen tussen de eerste en de tweede lijn hebben invloed op de macht van het medische dan wel het normale model voor geboorte binnen het ziekenhuis en hoe komen deze ontwikkelingen tot uiting binnen het werk van de verloskundigen en gynaecologen? Om deze vraag te beantwoorden is er kwalitatief onderzoek gedaan in de vorm van interviews en documentanalyse bij ZorgSaam Ziekenhuis. Uit de resultaten kan worden geconcludeerd dat de westerse kijk op gezondheidszorg, met de focus op veiligheid, minimaliseren van risico’s en techniek invloed heeft op de verloskundigen zorg. De vrouw eist meer onderzoek en behandeling. De verloskundigen werkzaam in het onderzochte geboortecentrum worden zelf ook medischer omdat ze zich bekwamen in diagnostiek en kleine ingrepen. Hierdoor groeit de eigen autonomie en macht waardoor de samenwerking met de gynaecologen meer gelijkwaardig verloopt. Paradoxaal blijven de verloskundigen ook vasthouden aan het model van normale geboorte. Ze benadrukken het belang van fysiologie en de coachende rol die zij vervullen. Verder geven ze aan dat de eerste lijn qua sfeer beter past bij een normale bevalling maar dat ook het geboortecentrum zijn voordelen heeft voor een normale bevalling. Bij een overdracht blijft namelijk dezelfde verloskundige aan het bed, en door meer diagnostische mogelijkheden is overdracht soms niet nodig, terwijl dit in een eerstelijnspraktijk buiten het ziekenhuis wel nodig was geweest. Juist de aanwezigheid van (eerstelijns) verloskundigen binnen de muren van het ziekenhuis geeft mogelijkheden de geboorte in een medische setting te normaliseren. Summary This research, which had been done as a final assignment for the MSc health care management at the Erasmus University in Rotterdam is about, midwives who were used to work in the primary health care setting, but started to work within a hospital setting. The purpose of this research is to discover which developments have contributed to the changed relations between primary and secondary midwifery and which influence it had on their daily work. In the literature two models are used to give this research its focus. The models of “normal childbirth” versus the “medical model of childbirth” are both described. In the hospital the medical model seems to be the leading model. It suggests that childbirth is being medicalised. Nevertheless, the normal model of childbirth is still standing in the hospital environment. Protecting normal childbirth is a task that seems to belong to midwives. Both models give an insight in the way that childbirth can be described. Power and control, adjusting to cultural norms, and normalizing childbirth are theme’s that are described in the literature. Which developments influence the power of the medical model of childbirth of the normal model of childbirth in a hospital environment? And in which way do these developments affect the work of midwives? To answer these questions there has been done a qualitative research at ZorgSaam Ziekenhuis, which included interviewing and document research. This research suggests that the technocratic view on health care, with its focus on safety, minimizing risks, and use of technique, influences midwifery. Women who are having a baby demand more diagnostic test and threatment. The midwives, who work at the hospital where this research took place, became more equipped to do some medical interventions. Because of this their autonomy grew and the relation between the midwives and the gynecologists became more equal. On the other hand, the midwives stayed loyal to the normal model of childbirth. They emphasized the importance of physiology and coaching during labour. Furthermore the midwives describe the atmosphere of a normal childbirth in a non-hospital setting relates more to the normal model of childbirth. But a birth-center in a hospital setting can have benefits for normal childbirth as well. Because the midwives, who work in ZorgSaam Ziekenhuis’ birth-center, can be both “normal” midwives as well as “medical” midwives, the can stay with the woman in labour, instead of transferring the woman to another midwive. And because of the possibility to do more diagnostic test when needed, a transfer to the gynecologist can sometimes be prevented. So because of the midwives working within the hospital setting, normal childbirth can be protected.

, , ,
Bont, A.A. de
hdl.handle.net/2105/12633
Master Zorgmanagement
Erasmus School of Health Policy & Management

Verhoeven, M.M.P. (2012, May 21). Integratie van de eerste- en de tweedelijns verloskunde binnen het verloskundig samenwerking. Master Zorgmanagement. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/12633