In juli 1995 viel de enclave Srebrenica, waarna ruim 7.500 Bosnische moslimmannen werden vermoord door de Bosnische Serviërs, die onder bevel stonden van Ratko Mladic. Een Nederlandse troepenmacht (Dutchbat) was als onderdeel van de VN-vredesmacht United Nations Protection Force (UNPROFOR) in Srebrenica aanwezig om de moslimbevolking te beschermen, maar wist de massamoord niet te voorkomen. In Nederland vroeg men zich af wat er precies gebeurd was in Srebrenica en welke rol Dutchbat hierin speelde. Daarom deed het eerste kabinet-Kok in 1996 het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (later Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, afgekort NIOD) het verzoek een onafhankelijk historisch-wetenschappelijk onderzoek te doen naar de gebeurtenissen voor, tijdens en na de val van Srebrenica. Op 10 april 2002 presenteerde Hans Blom, directeur van het NIOD, het rapport Srebrenica: een ‘veilig’ gebied. Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area. Het meer dan 3400 pagina’s tellende Srebrenica-rapport werd in een hiervoor speciaal bestemd linnen tasje, omdat het anders niet te tillen zou zijn, aangeboden aan minister Hermans van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. In deze masterscriptie staat de vraag centraal welke reactie het NIOD-rapport over Srebrenica heeft teweeggebracht in de wetenschap, de schrijvende pers en de politiek. In diverse Nederlandse wetenschappelijke tijdschriften verschenen artikelen waarin het NIOD-rapport werd besproken. Het rapport werd geprezen, maar er werd ook kritiek geuit. Zo zou het rapport te uitgebreid en gedetailleerd zijn. Tot een discussie onder de historici leidde het rapport niet. Wel reageerde Blom, soms samen met NIOD-onderzoek de Graaff, op de kritiek. Volgens de NIOD-auteurs werden er vaak morele oordelen in het rapport gelezen die er niet stonden, en lag de nadruk van de critici ten onrechte op de Nederlandse nasleep. Het NIOD had er, aldus Blom, bewust voor gekozen in het rapport geen oordelen te vellen, maar slechts feiten weer te geven die als basis zouden kunnen dienen voor een verdere discussie. Ook gaf Blom aan dat het rapport niet in de eerste plaats bedoeld was om antwoord te geven op vragen die in de Nederlandse samenleving leefden, maar om de tragedie op de Balkan te behandelen. De kranten NRC Handelsblad, de Volkskrant en De Telegraaf besteedden net na de publicatie van het NIOD-rapport veel aandacht aan het onderwerp. NRC Handelsblad ging hierbij het meest uitgebreid op het NIOD-rapport in, De Telegraaf daarentegen citeerde amper uit het rapport. De kranten lazen in het NIOD-rapport veelal een scherpe veroordeling van het uitzendbesluit en een milde beoordeling van Dutchbat. Vooral in de Telegraaf werden de Dutchbatters vrijgepleit. NRC Handelsblad-journalisten lazen deze milde beoordeling echter vooral in de conclusie van het rapport, en waren van mening dat de rest van het rapport wel degelijk kritiek bevatte op de militairen en vooral op hun commandant Karremans. De aandacht voor het rapport nam na april 2002 al snel af. Slechts wanneer er in de politiek nog iets gebeurde omtrent Srebrenica (zo werd er een parlementaire enquête gehouden) of wanneer er een andere aanleiding toe was (bijvoorbeeld toen het exact tien jaar geleden was dat de enclave Srebrenica viel, of toen Mladic in mei 2011 gearresteerd werd) werd het NIOD-rapport weer in de berichtgeving genoemd. Op 16 april 2002 trad het tweede kabinet-Kok af naar aanleiding van het NIOD-rapport. Kok gaf aan het rapport op hoofdlijnen te onderschrijven, en was van mening dat de ernst van de conclusies niet zonder politieke consequenties konden blijven. Zowel het kabinet als de Kamer vonden het rapport ‘gedegen en evenwichtig’ en meenden dat het NIOD duidelijk had gemaakt dat het uitzendbesluit onverantwoord was geweest, maar dat de militairen geen blaam trof. Dankzij een al eerder ingesteld toetsingskader, dat ten doel had de risico’s van uitzendingen te beperken, waren vredesmissies veiliger geworden. Tot een diepgaande discussie tussen de Kamer en het kabinet leidde het NIOD-rapport niet. Wel werd er een parlementaire enquête ingesteld om de waarheidsvinding te bevorderen en betrokkenen onder ede te horen. Het NIOD-rapport diende als feitenbasis voor de enquête. De parlementaire enquête moest een finaal oordeel over het Srebrenica-drama mogelijk maken en het onderwerp Srebrenica afsluiten, waarbij overigens benadrukt werd dat het drama dat zich in Srebrenica had afgespeeld en het leed van de nabestaanden nooit vergeten mocht worden.

, , , , , ,
Wubs
hdl.handle.net/2105/12966
Maatschappijgeschiedenis / History of Society
Erasmus School of History, Culture and Communication

S.C. Meijer. (2012, August 31). In debat over het NIOD-rapport Srebrenica: een 'veilig' gebied.. Maatschappijgeschiedenis / History of Society. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/12966