Uit een recent onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt er nog steeds een verschil te bestaan in arbeidsparticipatie tussen allochtone en autochtone vrouwen op de Nederlandse arbeidsmarkt (Benschop, 2013). In deze scriptie wordt onderzocht welke factoren een duidelijke verklaring geven voor dit verschil. Allereerst wordt het neoklassieke model over de keuze tussen werk en vrije tijd besproken. Daarna vindt er een literatuuronderzoek plaats. Uit dit onderzoek blijkt dat veel wetenschappelijke onderzoeken zich vooral richten op getrouwde allochtone vrouwen. Onderzoeken die zich wel richten op alle allochtone vrouwen leggen vaak de nadruk op het verklaren van de positie op de arbeidsmarkt in plaats van specifiek de arbeidsparticipatie. In het empirisch onderzoek worden binaire logistische regressies uitgevoerd voor autochtone vrouwen en allochtone vrouwen. Er blijkt één groot verschil te zijn tussen allochtone en autochtone vrouwen. De kans dat een autochtone vrouw werkt versus de kans dat een autochtone vrouw niet werkt is groter wanneer een vrouw meer kinderen heeft thuis wonen. Bij allochtone vrouwen is juist precies het omgekeerde het geval. Wanneer allochtone vrouwen meer kinderen thuiswonend hebben, is de kans dat ze werken veel kleiner. Bij het interpreteren van de resultaten moet er rekening mee worden gehouden dat relatief veel jonge vrouwen de web enquête hebben ingevuld. De kans is groot dat dit een vertekend beeld heeft opgeleverd van de uitkomsten.

,
Adema, Y.
hdl.handle.net/2105/13663
Business Economics
Erasmus School of Economics

Ketelaar, K. (2013, July 16). Arbeidsparticipatie van de Allochtone Vrouw. Business Economics. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/13663