Als gevolg van de globalisering van de wereldeconomie is het niet vreemd dat ondernemingen steeds vaker buiten de landsgrenzen economische activiteiten ontplooien. Hierbij dient zich veelal een wirwar aan fiscale regels aan van nationaal en internationaal belastingrecht. Eén van de eerste keuzes die gemaakt moet worden is: hoe deze economische activiteiten in het buitenland moeten worden ontplooid. Dit kan door middel van een vaste inrichting of een dochtervennootschap. Bij een dochtervennootschap is er sprake van een afzonderlijke rechtspersoon die in het land van vestiging zelfstandig in de belastingheffing wordt betrokken. De vaste inrichting daarentegen vormt een integraal en onzelfstandig onderdeel van de generale onderneming die in het andere land is gevestigd, het vestigingsland.1 De ondernemingswinsten van de vaste inrichting worden als onderdeel van de wereldwinst betrokken in de belastingheffing van het vestigingsland. Daarnaast worden de ondernemingswinsten van de vaste inrichting tevens betrokken in de belastingheffing van het land waarin deze opkomen, het bronland. Doordat zowel het vestigingsland als het bronland de ondernemingswinsten van de vaste inrichting betrekken in hun nationale belastingwet ontstaat dubbele belastingheffing.

,
Kavelaars, P.
hdl.handle.net/2105/13736
Fiscale Economie
Erasmus School of Economics

Azouagh, M. (2013, July 25). Winsttoerekening aan de vaste inrichting. Fiscale Economie. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/13736