In dit onderzoek staat het toewijzingsproces van mensen met dementie aan kleinschalige woongroepen centraal. Kleinschalig wonen voor mensen met dementie is het laatste decennium steeds meer in opkomst. Het is een reactie op grootschalige verpleeghuiszorg waarbij grotendeels de zorg van bovenaf wordt bepaald. Kleinschalige woongroepen kunnen verschillende kenmerken hebben en in verschillende settings plaatsvinden, zoals een standalone woongroep of een woongroep geïntegreerd in een intramurale instelling. Een aantal kenmerken vatten de kern van kleinschalig wonen samen en zorgen ervoor dat woongroepen als kleinschalig worden bestempeld. Zo wordt in een kleinschalige woonvorm getracht de thuissituatie zo goed mogelijk na te bootsen door in een huiselijke en herkenbare omgeving te leven. Dit gebeurt in kleine groepen. Daarbij is het streven de bewoners hun dagelijks leven zoveel mogelijk zelf te laten inrichten door vraaggestuurd te werken. In eerste instantie laat wetenschappelijk onderzoek zien dat kleinschalig wonen veel positieve effecten met zich mee brengt voor bewoners, zoals een betere mentale gezondheid en betere relaties met familie en medewerkers. De laatste jaren komen er echter ook steeds meer kritische geluiden en lijkt kleinschalig wonen niet altijd beter te zijn dan grootschalige verpleeghuiszorg. Ook blijkt kleinschaligheid niet voor iedereen geschikt. De geschiktheid van een potentiële bewoner voor kleinschalig wonen wordt in de praktijk door de zorginstelling bepaald. Bestaand onderzoek in Nederland laat zien dat er weinig gebruik wordt gemaakt van toewijzingscriteria. Indien criteria wel worden gebruikt, wordt geen aandacht besteed aan de toepassing van de criteria en de mogelijke effecten. Internationaal worden verschillende toewijzingscriteria gehanteerd, maar ook hier wordt geen aandacht besteed aan hoe deze criteria worden toegepast en wat daarvan de effecten zijn. Er is dan ook tot nu toe is nog weinig onderzoek verricht naar toewijzingscriteria, de toepassing van toewijzingscriteria en de effecten hiervan. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden in twee kleinschalige woongroepen van een woonzorgcentrum. Dit onderzoek heeft door middel van zeven diepte-interviews met verschillende betrokkenen van een kleinschalige woongroep en vier observatiedagen in de kleinschalige woongroepen trachten uit te wijzen welke toewijzingscriteria de zorginstelling heeft opgesteld, hoe deze criteria worden toegepast en wat hiervan de effecten zijn. Er zijn verschillende resultaten uit het onderzoek naar voren gekomen. Het blijkt dat de organisatie een aantal in- en exclusiecriteria heeft opgesteld om het doel van kleinschalig wonen - een gezamenlijk huishouden waarin actieve participatie mogelijk is - in de praktijk te brengen. Deze criteria zijn voornamelijk gebaseerd op persoonsgebonden factoren. Daarnaast blijkt dat deze criteria op verschillende wijze door verschillende betrokkenen zijn toegepast, namelijk door klantadviseurs en het Multi Disciplinair Team (MDT) van het woonzorgcentrum. Ook blijkt dat de criteria tijdens de toepassing niet altijd strikt zijn gehanteerd. Verder is tussen deze betrokkenen onderling weinig gecommuniceerd over de geschiktheid van potentiële bewoners en blijkt het beoordelen van potentiële bewoners lastig door de problematiek die zij hebben. Het gevolg van deze punten is dat er verschillen bestaan tussen bewoners binnen de woongroepen en tussen de twee woongroepen. Het betreft verschillen in de zorgvraag en de mate van zelfstandigheid van de bewoners. Ook komen hierdoor een aantal knelpunten voor in de woongroepen. Er is niet altijd volledig toezicht op de bewoners en er blijkt weinig ruimte te zijn om extra activiteiten te organiseren. Het gevolg hiervan is dat meer beroep wordt gedaan op familie en vrijwilligers. Verschillende factoren zijn van invloed geweest op het toepassen van de toewijzingscriteria. Zo was er druk vanuit de organisatie om de woongroepen zo snel mogelijk te vullen wegens financiële redenen. Ook zijn de medewerkers van de woongroepen weinig betrokken in het toewijzingsproces waardoor geen gebruik is gemaakt van hun expertise. De familie is van invloed geweest op het toewijzingsproces door het feit dat zij uiteindelijk de beslissende partij zijn in het wel of niet aanvaarden van een appartement. Er wordt dan ook voornamelijk over de potentiële bewoner beslist en dit betekent dat de potentiële bewoner uiteindelijk een beperkte invloed heeft. Dit onderzoek brengt verschillende theoretische implicaties met zich mee. Zo wordt in bestaand onderzoek weinig aandacht besteed aan organisatiebelang maar blijkt uit de praktijk dat dit een belangrijke factor is geweest tijdens het toewijzingsproces. Ook is het opvallend dat medewerkers, die binnen kleinschalig wonen een groter takkenpakket hebben, weinig zijn betrokken bij het toewijzingsproces.

, , ,
Postma, J.
hdl.handle.net/121322B, hdl.handle.net/2105/14741
Bachelor scripties (ESHPM)
Erasmus School of Health Policy & Management

Brink, N.H. (2013, June 28). De waarde van toewijzingscriteria - een studie naar toewijzingscriteria en hun effecten omtrent kleinschalig wonen voor mensen met dementie. Bachelor scripties (ESHPM). Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/14741