Achtergrond: In 2008 is door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een rapport gepubliceerd waarin geconcludeerd werd dat door toepassingsfouten met medische apparatuur de patiëntveiligheid niet voldoende werd gewaarborgd. Naar aanleiding hiervan is het convenant ‘veilige toepassing van medische technologie in het ziekenhuis’ opgesteld dat zich richt op de veilige toepassing en risicobeheersing van medische technologie in de cure sector. In deze scriptie wordt een onderzoek beschreven waarin de verhouding tussen het beleid zoals geformuleerd in het convenant en de toepassing van het convenant in de klinische praktijk het centrale thema is. Het onderzoek richt zich hierbij op het stikstofmonoxide-flowapparaat op de Intensive Care van het kinderziekenhuis Erasmus MC-Sophia. De vraagstelling is: Hoe verhoudt het convenant ‘veilige toepassing van medische technologie in het ziekenhuis’ zich tot de invoering en het gebruik van medische technologie, aan de hand van het stikstofmonoxide-flowapparaat. Methode: Er is kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Er zijn semigestructureerde interviews afgenomen bij negen verpleegkundigen en drie artsen die werkzaam zijn op de Intensive Care van het kinderziekenhuis Erasmus MC-Sophia. De gegevens zijn open gecodeerd. Resultaten: Aan het merendeel van de normen die in het convenant staan, wordt in de praktijk voldaan. Echter, aan een aantal normen wordt niet voldaan of er bestaan onduidelijkheden over. Zo wordt niet voldaan aan de normen die te maken hebben het ontwerp en de locatie van de gebruikshandleiding. Tevens wordt niet voldaan aan de normen die te maken hebben met het melden van een incident en met het afwegen van risico’s op het moment van een defect apparaat. Daarnaast bestaat bij enkele normen geen duidelijkheid over de werkwijze, dit betreft het aanbieden van het apparaat voor onderhoud en de vrijgave van het apparaat na reparatie. Tot slot is uit het onderzoek gebleken dat de verpleegkundigen zich niet bekwaam achten om met het apparaat te werken. Ze geven aan dat ze bekwaam worden door het apparaat veel te gebruiken in de praktijk, niet door de scholing die hiervoor is bedoeld. Conclusie: Gezien in het convenant voornamelijk normen staan die vragen om de aanwezigheid van protocollen, is het in de meeste gevallen geen probleem om aan het convenant te voldoen. De uitvoering van de protocollen in de praktijk veronderstelt afspraken over werkwijzen op de werkvloer. Over deze afspraken, die betrekking hebben op verdeling van verantwoordelijkheden, communicatie over werkwijzen en eenduidigheid over werkwijzen, blijkt onduidelijkheid te bestaan op de afdeling.

, , ,
Aarts, J.
hdl.handle.net/2105/14835
Bachelor scripties (ESHPM)
Erasmus School of Health Policy & Management

Jong, E.M. de. (2013, July 7). Het convenant 'veilige toepassing van medische technologie' in de praktijk. Bachelor scripties (ESHPM). Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/14835