Sinds een aantal jaar heeft Nederland, als gevolg van het openstellen van de landsgrenzen, te maken met een toestroom van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa. De arbeidsmigranten hebben huisvesting nodig als zij naar Nederland komen. In deze scriptie is er onderzoek gedaan naar de huisvestingssituatie van arbeidsmigranten uit Polen, Roemenië en Bulgarije. De volgende vraag staat hierbij centraal: Kan de huisvestingssituatie van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa verklaard worden door verblijfsintentie, sociaal kapitaal en de manier waarop arbeidsmigranten hun huisvesting organiseren? Om deze probleemstelling te kunnen onderzoeken, zijn er vijf hypothese opgesteld. De vijf hypothesen worden middels een aantal biomiale logistische regressie analyses getoetst op de houdbaarheid ervan. Allereerst wordt er een onderscheid gemaakt in een viertal huisvestingssituaties: ‘appartement of huis’, ‘zelfstandige kamer’, ‘gedeelde kamer’ en ‘caravan of tent’. Vervolgens wordt voor elk van deze type huisvestingssituaties onderzocht welke variabelen relevant zijn. Uit de analyses is gebleken dat verblijfsintentie gedeeltelijk invloed heeft op de huisvestingssituatie van arbeidsmigranten. Er bestaat namelijk positief significant verband tussen het hebben van een lange of een permanente verblijfsintentie en de kans op het wonen in een appartement of huis. Daarnaast blijkt uit de analyses, dat zowel sociaal contact met landgenoten als sociaal contact met andere Oost-Europeanen van invloed is op de huisvestingssituatie van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa. Het al dan niet hebben van sociaal contact met (autochtone) Nederlanders, heeft geen effect op de huisvestingssituatie. Tot slot is de manier waarop arbeidsmigranten hun huisvesting organiseren, zeer relevant voor de huisvestingssituatie. Het organiseren van huisvesting is in dit onderzoek onderverdeeld in: familie of vrienden, uitzendbureau of werkgever en formele kanalen (zoals de gemeente, makelaars, de krant of het internet). Uit de analyses blijkt dat zowel het organiseren van huisvesting via familie of vrienden als via een uitzendbureau of werkgever, leidt tot een grotere kans op het wonen in gedeelde kamer en tot een kleinere kans op het wonen in een appartement of huis, dan wanneer huisvesting wordt georganiseerd via formele kanalen.

, , , , ,
Prof. dr. Godfried Engbersen
hdl.handle.net/2105/14934
Sociology
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Verburg, L. (2013, September 21). Huis, kamer of caravan?. Sociology. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/14934