In deze thesis is er onderzoek gedaan naar de kwaliteitscriteria die ouders in 2013 hanteren voor kinderprogramma’s. Uit voorgaand onderzoek van Nikken et al. (1999) kwamen zeven kwaliteitscriteria naar voren. Uit onderzoek blijkt dat continue verandering ervoor zorgt dat er geen universele maatstaf is die voor eens en altijd geldend is (Rydin, 2003; Simpson, 2004). Tevens blijkt dat elke generatie op een andere manier heeft leren omgaan met media (Buijzen, Bomhof & Schuurman, 2008; Bottelberghs, 2007; De Haan & Pijpers, 2010). Dit zou ervoor kunnen zorgen dat kwaliteitscriteria door verschillende generaties ook verschillend worden bepaald en dat mogelijke maatschappelijke veranderingen hier invloed op hebben. Om na te gaan welke kwaliteitscriteria ouders nu hanteren en een vergelijking te kunnen maken met de criteria van Nikken (1999), is er gestart met een vooronderzoek onder dertig ouders om criteria spontaan vast te laten stellen. Hieruit volgde een lijst met criteria welke steekproefsgewijs aan een groep moeders (n=150) is voorgelegd, en waarbij hen gevraagd is om de criteria te beoordelen. Na een factoranalyse van de resultaten bleek dat de criteria, op een criterium na, niet gewijzigd zijn in vergelijking tot de criteria uit het onderzoek van Nikken (1999). Ook bleek dat de waardering van ouders voor criteria nauwelijks zijn veranderd in vergelijking tot 1999. Als relatief belangrijkste criterium werd gesteld dat een programma (1) amuserend moet zijn. Hierna volgde de criteria (2) onschadelijkheid en (3) begrijpelijkheid. Relatief minder belangrijk werden (4) educatief en (5) betrokkenheid gevonden. Als relatief minst belangrijke criteria werden (6) esthetische kwaliteit en (7) aanwezigheid van rolmodellen genoemd. Uit het literatuuronderzoek kwamen enkele factoren naar voren die mogelijk ouders beïnvloeden in hun meningsvorming, zoals een veranderende gezinssituatie, verandering in mediaopvoeding en media gebruik en verandering in het medialandschap. De onderzoeksgroep heeft in het vooronderzoek en de steekproef contextuele vragen beantwoord die mogelijk de kwaliteitscriteria van ouders konden duiden. Na een regressie analyse van de resultaten blijkt dat gezinssituaties (samenstelling gezin, arbeidsparticipatie en -frequentie van ouders), de mate van mediaopvoeding en het mediagebruik (het geven van mediaopvoeding, het op de hoogte zijn van wat kinderen zien en de mate van mediagebruik) en medialandschap (toegang tot programma’s, kwantiteit in programma’s en technische mogelijkheden) factoren zijn die maatschappelijke verandering ondergaan, en waarvan kan worden geconcludeerd dat ze beperkte invloed hebben op de meningsvorming van ouders over kwaliteitscriteria. De factoren zijn voornamelijk van invloed op elkaar en ook op de ouders, maar zijn geen doorslaggevende factor voor grote verandering in het gebruik van criteria en de waardering daarvan. Uit het onderzoek blijkt dan ook dat de gehanteerde kwaliteitscriteria, en de waardering van deze criteria ten aanzien van kinderprogramma’s, niet veranderd zijn. Maatschappelijke factoren creëren de omgeving en voorwaarden waarin de huidige ouders hun mening vormen maar zijn slechts beperkt van invloed op de criteria die ouders hanteren. Deze thesis concludeert dan ook dat er geen ‘verlooptermijn’ zit op de kwaliteitscriteria die ouders hanteren voor kinderprogramma’s; kwaliteitscriteria van kinderprogramma’s zijn dus niet tijd- en generatie afhankelijk.

Nikken, P.
hdl.handle.net/2105/15109
Media & Journalistiek
Erasmus School of History, Culture and Communication

Gijzel, J.K. (2013, August 30). Kwaliteitscriteria van ouders voor kinderprogramma's. Media & Journalistiek. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/15109