De historicus Piet Blaas merkte aan het eind van de vorige eeuw op dat er sinds enkele decennia een verschuiving binnen het historisch onderzoek had plaatsgevonden. Dit was een verschuiving van interesse in de sociaal-economische geschiedenis naar de cultuur- en mentaliteitsgeschiedenis. Ook binnen het onderzoek naar de negentiende eeuw vond dit plaats. Volgens Blaas vond deze verschuiving plaats omdat historici het belang inzagen van de eigenheid, het eigen karakter, van de negentiende eeuw. Een van de begrippen waarmee Blaas de negentiende eeuw aanduidt, is ‘burgerlijk’. Na de Franse Revolutie ontstond er steeds meer een scheiding van staat en maatschappij waardoor burgers meer ruimte kregen. Een aparte groep kwam op: de bourgeoisie, oftewel de burgerij. Onderzoekers kregen steeds meer belangstelling voor de leef- en belevingswereld van mensen in vroeger tijden. Toen de oriëntatie van historici veranderde en de nadruk kwam te liggen op het actor-perspectief, nam de belangstelling voor egodocumenten toe. De historische actoren kwamen centraal te staan, niet langer alleen de belangrijke personen maar ook de ‘gewone’ mensen. De vragen die tijdens het onderzoek naar deze actoren gesteld werden, waren onder andere ‘Wie zijn deze mensen?’, ‘Hoe ziet hun leven eruit?’. Egodocumenten zijn het soort historische bronnen die deze vragen kunnen beantwoorden. De beleving van het verleden werd belangrijk gevonden. Door de invloed van het postmoderne denken ontstond er ook een andere benadering van teksten. Hierbij was het mogelijk teksten op meerdere manieren te lezen. Niet langer ging het om het zoeken naar feiten en de waarheid, maar om opinies, mentaliteiten, het culturele klimaat en de belevingswereld van de auteur. In mijn onderzoek richt ik mij op de geschiedenis van de ‘gewone’ mens en zijn dagelijkse, intieme leven. Enkele vragen die van belang zijn om het intieme leven te bestuderen en zo mogelijk een burgerlijke identiteit te kunnen achterhalen, zijn bijvoorbeeld: ‘Hoe kwamen huwelijken tot stand en wat maakte een huwelijkskandidaat geschikt?’, ‘Wat hield in de praktijk de huiselijkheidcultus in?’, ‘Welke rituelen waren er bij geboorte, huwelijk en overlijden?’. Door een antwoord te vinden op bovenstaande vragen kun je de normale gang van zaken van het leven in de negentiende eeuw blootleggen en achterhalen wat de negentiende-eeuwse burgerlijke identiteit in Nederland inhoudt. Voor dit onderzoek maak ik gebruik van de autobiografie en de dagboeken van Maria Catharina van Assendelft de Coningh. In haar dagboeken zal ik onderzoeken hoe en of deze burgerlijke identiteit naar voren komt. Het is interessant om te zien waar en hoe in de dagboeken van Maria Catharina van Assendelft de Coningh deze burgerlijke identiteit naar voren komt. Naast het onderzoeken van de overeenkomsten, is het ook van belang om de aandacht te richten op de verschillen. Waar wijkt haar leven af van de ‘normale’ negentiende-eeuwse levensstijl? Om zowel de overeenkomsten als de afwijkingen van de burgerlijke identiteit en de ‘normale’ levensstijl te kunnen onderzoeken, heb ik de volgende onderzoeksvraag opgesteld: In hoeverre past het leven van Maria Catharina van Assendelft de Coningh binnen het voorgeschreven negentiende-eeuwse burgerleven? Mijn scriptie is dus vooral gericht op de Nederlandse vrouw uit de negentiende-eeuwse (gegoede) burgerij.

, , , , ,
Baggerman, J.A.
hdl.handle.net/2105/15200
Maatschappijgeschiedenis / History of Society
Erasmus School of History, Culture and Communication

Kooke, S. (2013, August 30). Het leven van een negentiende-eeuwse vrouw. Maatschappijgeschiedenis / History of Society. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/15200