Doel: Chronische ziekten als COPD en diabetes komen steeds vaker voor. Om goede zorg aan chronisch zieken te kunnen leveren is het chronisch zorgmodel ontwikkeld. Disease management programma’s (DMP’s) zijn op dit model gebaseerd en passen op systematische wijze meerdere interventies toe om het zorgproces te veranderen van reactief naar proactief. Dit onderzoek heeft als doel om zowel de korte als lange termijn effecten van verschillende COPD-DMP’s te onderzoeken. De effecten betreffen de kwaliteit van zorg, patiëntervaringen en kwaliteit van leven van COPD patiënten. Methode: Dit longitudinale onderzoek heeft 388 COPD patiënten gedurende twee jaar gevolgd na implementatie van een DMP in vier regio’s. Er waren drie meetmomenten: bij aanvang van het DMP (T0), na één jaar (T1) en na twee jaar (T2). Verder is een controlegroep onderzocht met COPD patiënten die niet in een DMP zitten. Naast een uitgebreide beschrijving van de geïmplementeerde interventies en de kwaliteit van integrale zorg zoals beoordeeld door professionals (T0, N=34; T1, N=52; T2, N=64), zijn patiëntervaringen (PACIC-S), zelfmanagement (SMAS-S) en kwaliteit van leven (SF-36) van patiënten in kaart gebracht. De kwaliteit van integrale zorg is vastgesteld met de Assessment of Chronic Illness Care (ACIC). Veranderingen tussen de meetmomenten zijn getoetst met de gepaarde t-toets. Verschillen tussen DMP’s zijn getoetst met behulp van variantieanalyses. Multiple-regressieanalyses, met patiëntervaringen en kwaliteit van leven als afhankelijke variabelen, zijn uitgevoerd om de relaties met (veranderingen in) patiëntkenmerken, zelfmanagementvaardigheden en lichaamsbeweging te laten zien. Resultaten: De kwaliteit van zorg is zowel aan het begin als na één en twee jaar beter beoordeeld door de professionals van de vier COPD DMP’s dan bij de overige achttien DMP’s (p<.05). De kwaliteit van zorg verbeterde ook na verloop van tijd maar dit verschil is gezien het geringe aantal betrokken professionals, niet statistisch getoetst. De resultaten laten bij patiënten geen verandering van hun ervaringen zien. Wel is een significante verslechtering in zelfmanagementvaardigheden te zien (T1 -0,225; p<.001 en T2 -0,281 p<.001), terwijl het aantal rokers op T1 met 9,3 en op T2 met 11,2 procent is gedaald (p<.001) ten opzichte van T0. Het aantal dagen dat patiënten gemiddeld genomen per week aan lichaamsbeweging doen is ook verbeterd ten opzichte van T0, 0,39 dagen voor T1 en 0,63 dagen voor T2 (p<.002). De fysieke kwaliteit van leven is na één en twee jaar niet significant veranderd. Voor de mentale kwaliteit van leven is wel een significante achteruitgang waargenomen zowel na één jaar als na twee jaar (beiden p<.001). Uit de multivariate-regressieanalyses bleek dat de patiëntervaringen bij aanvang van de DMP’s de grootste invloed heeft op de patiëntervaringen na één en na twee jaar. De fysieke kwaliteit van leven van patiënten is beter wanneer zij jonger zijn (p<.05), betere zelfmanagementvaardigheden hebben ontwikkeld (p.<05) en meer zijn gaan bewegen (p<.01) dan bij aanvang van het DMP. Daarbij is de fysieke kwaliteit van leven bij aanvang van het DMP het meest bepalend voor de fysieke kwaliteit van leven die patiënten na één en na twee jaar hebben. Ook hebben patiënten die betere zelfmanagementvaardigheden hebben ontwikkeld na één en twee jaar, meer kans op een betere mentale kwaliteit van leven (p<.001). Ook hier is de mentale kwaliteit van leven aan het begin van de DMP’s de grootste voorspeller voor de mentale kwaliteit van leven na één en na twee jaar. Conclusie: Deze resultaten geven aanwijzingen dat, zelfs in een vroeg stadium, de invoering van een COPD-DMP leidt tot betere zorg voor chronisch zieken. Eén van de bevindingen was dat de kwaliteit van zorg zowel op de korte als lange termijn verbetert na implementatie van een DMP. De kwaliteit van zorg is beter ten opzichte van de andere DMP’s. Alhoewel de patiëntervaringen na één jaar niet verbeterd zijn, zijn deze wel positiever dan in de controlegroep. Helaas waren er geen vergelijkbare gegevens beschikbaar na twee jaar. Ook bleken roken en lichaamsbeweging te verbeteren, alhoewel dit ook geldt voor de controlegroep zijn deze effecten het gevolg van interventies die door de COPD DMP’s zijn ingevoerd. Door de aard van COPD was de verwachting dat de fysieke kwaliteit van leven zou verslechteren, terwijl dit bij de DMP’s niet het geval was. Daarentegen is de fysieke kwaliteit van leven in de controlegroep wel verslechterd. Uit de resultaten blijkt ook dat goede zelfmanagementvaardigheden van belang zijn voor de mentale kwaliteit van leven van COPD patiënten. Deze bevindingen leveren extra bewijs voor de effectiviteit van zorg die gebaseerd is op het chronisch zorgmodel. De bevindingen kunnen bestaande DMP’s en mogelijk andere COPD-initiatieven een extra handvat bieden om integrale zorg verder te optimaliseren.

, ,
Nieboer, A.
hdl.handle.net/2105/15641
Master Zorgmanagement
Erasmus School of Health Policy & Management

Eldik, A.A. van. (2013, August 27). De invloed van verschillende Disease management programma’s op de kwaliteit van zorg, patiëntervaringen en kwaliteit van leven van COPD patiënten.. Master Zorgmanagement. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/15641