Politici gebruiken in hun speeches en debatten vaak metaforen en vergelijkingen om hun argumenten sterker naar voren te brengen. Een deel van deze vergelijkingen heeft betrekking op het verleden. Door middel van zo’n historische analogie wordt er een verbinding gemaakt tussen het heden en het verleden. Om de analogie begrijpelijk te houden voor de lezer of luisteraar dient een politicus voorbeelden te gebruiken uit het gedeelde verleden van zijn doelgroep. Dit vereist niet alleen een minimaal historisch bewustzijn, maar ook de aanwezigheid van een gedeelde historische achtergrond. In de laatste decennia is de belangstelling voor geschiedenis gegroeid en door moderne media en technologieën is het nu ook mogelijk om geschiedenis dichterbij de mensen te brengen en het op andere manieren te presenteren. De Gouden Eeuw (1600-1700) krijgt hierbij veel aandacht, omdat het als de meest succesvolle periode uit de Nederlandse geschiedenis bekend staat. Hoe worden deze analogieën dan gebruikt in het debat en wat kunnen zij zeggen over de ideeën van de spreker en de maatschappij waar hij of zij in leefde? Mijn hoofdvraag is hoe en in welke context gebruikten politici Gouden Eeuw-retoriek in de Eerste en Tweede Kamer tijdens de periodes 1850-1899 en 1950-1999 en wat zegt dit over het collectief geheugen? Door middel van het analyseren van debatten uit de Eerste en Tweede Kamer op algemene zoektermen als ‘Gouden Eeuw’, ‘Zeventiende eeuw’ en ‘17e eeuw’ heb ik een overzicht gemaakt van het gebruik van deze termen in de periode 1815-1999. Vanwege een significant hoger aantal verwijzingen in de periodes 1850-1899 en 1950-1999 heb ik deze periodes nader geanalyseerd door de citaten uit te werken en te onderzoeken waarom deze citaten illustratief zijn voor de ideologie die de spreker aanhangt. Daarnaast zeggen deze citaten ook iets over het heersende beeld dat er in de betreffende periode over de Gouden Eeuw heerst. Dit kan per politieke partij verschillen, maar er zou ook een algemeen heersend beeld van het verleden kunnen zijn. Dit collectieve geheugen is een constructie van de natiestaat, om het land en het volk een gemeenschappelijk verleden te geven en zo een gevoel van eenheid te creëren. Politici en historici hebben hier een grote invloed op gehad, en dat maakt de link tussen de (politieke) historische analogieën en het collectieve geheugen interessant. Daarnaast werd de Nederlandse natie in de negentiende eeuw vorm gegeven en was er een positieve houding tegenover nationalisme en nationale trots. Na de Tweede Wereldoorlog was dit veranderd naar een kritischer houding ten opzichte van de natie. Internationalisme en globalisering, mede mogelijk gemaakt door nieuwe technologieën, zorgden er daarnaast voor dat het kader van de burgers breder werd. Dit had zijn invloed op de manier waarop Nederlanders naar hun eigen geschiedenis en staat keken. Pas aan het einde van de twintigste eeuw werd men weer enthousiaster over het eigen verleden, met een historische canon van Nederland als voorlopig ‘zwaartepunt’.

, , , ,
Dijck, Maarten van
hdl.handle.net/2105/17845
Maatschappijgeschiedenis / History of Society
Erasmus School of History, Culture and Communication

Ree, Stefan van der. (2014, August 29). Een nieuwe Gouden Eeuw: historische analogieën in het politieke debat in Nederland tijdens de negentiende en twintigste eeuw als representatie voor het collectieve geheugen.. Maatschappijgeschiedenis / History of Society. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/17845