Vier hypothesen zijn getoetst. Hoe groter de autonomie van de leraar des te beter de schoolprestaties (H1). Een gedeelde autonomie van de leraar en hoofd van de school zorgt voor betere schoolprestaties (H2). In landen met een grote machtafstand hebben leraren weinig autonomie (H3). Hoe groter de machtafstand in een land des te slechter de schoolprestaties (H4). Bevestiging voor deze hypothesen zijn gevonden in de motivatietheorieën van Deci en Ryan, Maslow en McClelland en het cultuuronderzoek van Hofstede. H2 en H4 zijn bevestigd. H1 en H3 gedeeltelijk. Schoolprestaties worden minimaal beïnvloed door autonomie van de leraar. De cultuur van een land speelt een kleine rol. Het ontwikkelingsniveau van een land verklaard ongeveer de helft van de schoolprestaties. Onzekerheidsvermijding voorspelt voor een derde de autonomie van de leraar. Verder onderzoek, naar dimensies van organisatieculturen, zou moeten uitwijzen of deze significant bijdragen aan het voorspellen van autonomie van de leraar en schoolprestaties.

, , , ,
Braster, Prof.dr. J.F.A. (Sjaak), Veld, Dr. T.W.M. (Theo)
hdl.handle.net/2105/18067
Sociology
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Laane, G.M. Gaby. (2013, August 31). De rol van cultuur op de relatie autonomie van de leraar en schoolprestaties. Sociology. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/18067