Dit onderzoek bestudeerde de werking van life science en health clusters in Nederland, vanuit de centrale vraag; Wat zijn de belangrijkste factoren die het rendement van de betrokken actoren op clusters bepalen? Het onderzoek kent een praktische en wetenschappelijke aanleiding. De praktische aanleiding vindt zijn oorsprong in de situatie op het Pivot Park in Oss. Vanwege grote invloed van het Amerikaanse bedrijf MSD Organon zijn er in het verleden veel banen verloren gegaan, en is het cluster opgericht op initiatief van de provincie en de gemeente om werkgelegenheid voor de regio te behouden. Opvallend is dat op dit cluster geen kennisinstelling aanwezig is, waardoor directe kennisuitwisseling tussen kennisinstellingen, overheden en ondernemingen niet mogelijk lijkt op het cluster, maar is dit wel een probleem? De bestaande wetenschappelijke literatuur levert nog onvoldoende bewijs welke factoren van invloed zijn op het rendement van de actoren op clusters. Daarnaast gaat de literatuur op dit moment voornamelijk in op de situatie in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Om meer inzicht te krijgen in de werking van de Nederlandse life science clusters is onderzoek gedaan door middel van diepte interviews met betrokken actoren op de clusters in Leiden, Amsterdam en Nijmegen. Hierbij is de rol van overheden, de clusterleiding, geografische nabijheid, interne samenwerking, externe pijplijnen van de drie clusters en de visie van anderen op de situatie op het Pivot Park onderzocht. In de resultaten van dit onderzoek kwam naar voren dat de actoren zich in principe niet op het cluster vestigen om elkaar aan te vullen in het onderzoeks- of ontwikkelproces, maar hoofdzakelijk om zo goed mogelijk in het eigen belang te kunnen voorzien. Het cluster kan van meerwaarde zijn door van elkaars kennis, netwerk, faciliteiten of financiële middelen gebruik te maken, en in het geval van instituten door efficiënt samen te werken. Bij bedrijven zijn veel aspecten van invloed op de mate van samenwerking. De activiteit van het bedrijf moet aansluiten op de focus van het cluster, de fase waarin het bedrijf zit speelt een rol en de mate waarin een bedrijf internationaal actief is en daar klanten heeft is ook van belang. Omdat er tussen de instituten minder sprake is van concurrentie ligt een complementaire benadering in het onderzoeksproces hier meer voor de hand dan bij commerciële bedrijven. Ziekenhuizen, onderwijs- of onderzoeksinstellingen werken intensief samen om zo efficiënt mogelijk te werken met beperkte middelen. Een andere belangrijke bevinding was dat de financiële inbreng van provincies kan leiden tot een toename van concurrentie tussen de clusters onderling. Door bijvoorbeeld te eisen dat de investeringen terugverdiend moeten worden binnen de eigen provinciegrenzen worden clusters afgeremd in hun drang om onderling samen te werken.

, , ,
Burgers, Prof.dr. J.P.L. (Jack), Heilbron, Prof.dr. W.J. (Johan)
hdl.handle.net/2105/18302
Sociology
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Boer, R.A.J. van den (Rob). (2015, January 31). Het cluster als bakermat. Sociology. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/18302