Perspectivisme is een van de meest complexe en bediscussieerde ideeën die in de filosofie van Nietzsche naar voren komt. De gedachte dat perspectivisme simpelweg inhoudt dat alles ‘in the eye of the beholder’ ligt en in die zin dus (letterlijk) ‘subjectief’ is, komt misschien snel op. Indien we perspectivisme dienen op te vatten als een soort relativisme is het saillant dat Nietzsche zelf veelvuldig kritiek levert op waardestelsels, overtuigingen en zienswijzen die hij absoluut niet als de zijne ziet. In dit essay wordt dan ook ingegaan op de relatie tussen Nietzsche’s perspectivisme en het leveren van kritiek. Het perspectivisme van Nietzsche kan opgevat worden als een maxime om zaken vanuit zoveel mogelijk verschillende invalshoeken te belichten om tot een adequater beeld met betrekking tot de constitutie van dit fenomeen te komen. De begrippen ‘objectiviteit’ en ‘waarheid’ misleiden ons om te denken dat er slechts één juiste manier is om te kijken naar de werkelijkheid. Er is slechts een perspectivistich zien, slechts een perspectivistisch ‘kennen’ en hoe meer affecten we hun licht laten schijnen op een bepaalde zaak hoe meer verschillende invalshoeken we kunnen gebruiken om iets te analyseren. Het denken in termen van ‘belangeloos aanschouwen’ (buiten de affecten om) is problematisch volgens Nietzsche. Wanneer een perspectief als ‘waarheid’ wordt gezien en behandeld betekent dit niet meer dan dat binnen een zekere context een wil een hegemoniale positie heeft verwezenlijkt ten opzichte van andere krachten die andere invalshoeken constitueren. In die zin is er in het kader van betekenisverlening (interpretatie) dus altijd sprake van hiërarchie. De crux van Nietzsche’s denken is dat het menselijke subject inherent gebonden is aan het ondermaanse, aan zichzelf. En in die zin dus de fundamentele verantwoordelijkheid heeft om zelf waarde te scheppen en hier kritisch op te reflecteren, aangezien het van invloed is op onze ontwikkeling als persoon en in bredere zin als soort. Daarmee is absoluut niet gezegd dat het onmogelijk is om een hiërarchie binnen de perspectieven te ontwaren. Zonder een absoluut uitgangspunt waaruit alles zou emaneren, blijken we nog steeds in staat bepaalde perspectieven superieur te kunnen achten ten opzichte van anderen. De duidelijke stellingname die Nietzsche neemt voor de herenmoraal, een affirmatieve, creatieve levenshouding betuigt hiervan. Aan de hand van zijn perspectivisme kan Nietzsche een totale kritiek op zetten. Er zijn geen morele feiten of fenomenen, maar louter morele interpretaties van fenomenen. Om die reden is het noodzakelijk dat het perspectivisme de basis constitueert voor het leveren van kritiek. Het is de cruciale premisse voor een vorm van kritiek die de aarde trouw blijft en dus niet toegeeft aan metafysische verleidingen. Het draait bij Nietzsche om het kritisch reflecteren op de waarde van waarden en dit moet niet (of beter gezegd kan niet meer!) gebeuren in termen van waar, onwaar of goed en fout, maar in termen van nobel of slaafs, hoog of laag, actief en reactief.