De moderne democratische samenleving wordt gekenmerkt door een veelheid aan instituties die binnen hun eigen terrein politieke besluiten nemen. Hierbij kan worden gedacht aan het Amerikaanse Department of Health, Education and Welfare, het Nederlandse KNMI en de Europese Centrale Bank. De filosoof Henry Richardson ziet een mogelijk gevaar in de discretionaire macht van deze instituties; deze kan namelijk arbitrair worden gebruikt, waardoor er sprake is van ongewenste bureaucratische machtsvorming. In Democratic Autonomy: Public Reasoning about the Ends of Policy presenteert Richardson zijn filosofische blauwdruk van een samenleving die wordt gekenmerkt door democratische autonomie en als zodanig vrij is van ongewenste bureaucratische machtsvorming. Hiertegen beargumenteer ik dat de voorwaarden die Richardson opstelt voor het voorkomen van ongewenste bureaucratische machtsvorming, niet houdbaar zijn. Een epistemologisch gebrek vormt de aanleiding van enkele fundamentele problemen binnen zijn filosofie. Op basis van een analyse van deze problemen concludeer ik dat ongewenste bureaucratische machtsvorming niet kan en moet worden voorkomen.

, ,
Dr. G.H. van Oenen
hdl.handle.net/2105/18809
Erasmus School of Philosophy

A.M.L. van der Hoff. (2015, May 21). Bureaucratische macht in een democratische samenleving?. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/18809