Deze thesis verkent de relatie tussen de filosofie en beeldende kunst door te onderzoeken in hoeverre het denken over kunst de ervaring van een werk begrenst. Ik vertrek vanuit een recente studie van Peter Osborne, Anywhere or Not At All, waarin hij in een Hegeliaanse denktrant een methode ontwikkelt voor een filosofische kunstkritiek, die culmineert in de speculatieve propositie dat contemporaine kunst postconceptuele kunst is. Hij wil hiermee aantonen hoe contemporaine kunst in ervaring brengt hoe subjectiviteit en gemeenschappelijkheid tot stand komen. Echter, in het proces van betekenisgeving vis á vis het kunstwerk domineert het dialectische denken ten kostte van andere ervaringsmogelijkheden. Ik ontwikkel mijn kritiek met behulp van het werk van Georges Bataille, dat gaat over de grenzen van de filosofie en hoe de filosofie juist kan leiden tot een ervaring van iets dat daarbuiten gelegen is. Ik illustreer beide denkbewegingen, een dialectische en een 'ont-denkende', aan de hand van een recent kunstwerk, de film The Man Who Did All Things Forbidden, van Carlos Amorales, om zo de mogelijkheden en grenzen van een filosofische kunstkritiek te verkennen.

, , ,
Dr. S. van Tuinen
hdl.handle.net/2105/31455
Erasmus School of Philosophy

S. Westbroek. (2015, August 31). Overnieuw beginnen. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/31455