Als Kierkegaard wordt besproken gaat de aandacht vaak uit naar zijn filosofische geschriften. Deze geschriften genieten bekendheid bij een breed filosofisch publiek, in tegenstelling tot zijn relatief onbekende religieuze geschriften. Ten onrechte, want juist Kierkegaards religieuze geschriften hebben veel te bieden. In deze scriptie zal ik de relatie tussen Kierkegaards filosofische geschriften en zijn religieuze geschriften nader beschrijven. Ik zal breken met de gangbare stelling dat Kierkegaards filosofische geschriften los staan van zijn religieuze werk. Om de aard van de relatie duidelijk te maken zal ik mij richten op twee representatieve werken van Kierkegaard, namelijk Vrees en beven (1843) als pseudoniem geschrift en Drie opbouwende toespraken (1843) als religieus geschrift. De centrale probleemstelling van deze scriptie is: ‘‘Hoe verhouden de pseudonieme, esthetische geschriften zich tot Kierkegaards religieuze geschriften en wat kunnen wij verstaan onder het religieuze bij Kierkegaard?’’

, ,
Dr. A.W. Prins
hdl.handle.net/2105/31460
Erasmus School of Philosophy

R.P. Koster. (2015, August 31). Het religieuze bij Søren Kierkegaard. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/31460