Rusland lijkt voor Westerse waarnemers al eeuwen een vreemd maar toch ook nabij land. In deze thesis wordt nader op deze andersheid en nabijheid ingegaan door veertien reisverslagen van tien Nederlanders reizigers naar Rusland te onderzoeken, geschreven tussen 1781 en 1830. Centraal staat daarbij de vraag welk beeld deze reizigers in de onderhavige periode van Rusland gaven en in hoeverre hier sprake was van demi-oriëntalisme en 'othering'. Anders gezegd, was er in de geschriften van deze reizigers vanaf de late achttiende eeuw een imaginair 'Oost-Europa' – waarin Rusland werd inbegrepen – zichtbaar? Een 'Oost-Europa' dus waarin Europa en Azië op ambigue wijze samenkwamen in een mengeling van civilisatie en barbaarsheid, in een beeld dat tot stand kwam door stereotypen te construeren van de 'Ander'? Een 'Ander'dat op oriëntalistische wijze werd afgezet tegen het eigen Verlichte zelf. Een 'Ander' echter wel binnen hetzelfde Europa. Deze scriptie heeft tot doel te onderzoeken of bronnen uit Nederland, een onderbelicht land bij beeldvormingsstudies naar Rusland, tot aanvullingen of andere inzichten in het Ruslandbeeld kunnen leiden, tegen de achtergrond van de twee grote bewegingen van die tijd, Verlichting en Romantiek. Tegen de achtergrond ook van het Europeaniseringsproces dat Rusland vanaf 1700 doormaakte. De tien reizigers, die voor het merendeel beroepshalve naar Rusland trokken, hadden uiteenlopende achtergronden. Hun beroep varieerde van arts tot hofdame en van officier uit Napoleons Grande Armée tot handelaar en regent. Ook opleiding en maatschappelijke positie liepen uiteen. In negen van de veertien reizen werd de hoofdstad, Sint-Petersburg bezocht. In deze scriptie wordt zowel aan de ruimtelijke als aan de culturele representatie van de reis aandacht besteed. In ruimtelijk opzicht wordt binnen de demi-oriëntalistische theorie Sint-Petersburg voorgesteld als de noordelijke pool van de imaginaire Noord-Zuid grens Sint-Petersburg – de Krim. Een grens tussen enerzijds ‘Oost-Europa’ en anderzijds de 'Oriënt', een immens Tartaars gebied tot diep in Siberië. De Krim was in deze voorstelling de zuidelijke pool en het meest oriëntaalse deel van 'Oost-Europa' en werd door twee Nederlanders bezocht. Bijna allen moesten het grensgebied van 'Oost-Europa' passeren, maar ver in het Oosten kwam slechts drie reizigers. In cultureel opzicht komt in deze scriptie de vraag naar voren hoe het Ruslandbeeld werd geconstrueerd aan de hand van de visie op de Autocratie, politieke representatie, barbaars versus geciviliseerd, Romantiek en platteland en tenslotte religie. Het demi-oriëntalisme bleek slechts ten dele bij de Nederlanders aanwezig. Weliswaar sprong men ambigue om met het barbaarse dan wel het beschaafde en was het contrastdenken voluit aanwezig, maar pas vanaf de Nederlandse Omwenteling van 1795. Vanaf die tijd werd meer nadruk op Ruslands barbaarsheid gelegd, maar de ademloze bewondering voor de grote Hoffeesten en de classisistische gebouwen bleef evenwel. Ook het besef van de 'Ander' binnen Europa was aanwezig, vooral ten aanzien van godsdienst. Ook overgangen, bijvoorbeeld bij het binnentreden van 'Oost-Europa' vanuit Pruisen, werden ervaren. Of de reizigers 'Oost-Europa' als eenheid zagen lijkt echter twijfelachtig. Daarnaast lokaliseerden zij beschaving en barbarij zowel in de standen, zoals vanouds, als in recht en onrecht. Tenslotte vonden velen de alomtegenwoordige schone schijn in Rusland een teken van barbaarsheid.

, , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,
R.J. Adriaansen, G. Oonk
hdl.handle.net/2105/32510
Maatschappijgeschiedenis / History of Society
Erasmus School of History, Culture and Communication

H.W. Krijger. (2015, July 6). Teleurstelling en illusie. Maatschappijgeschiedenis / History of Society. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/32510