‘En wat ik het meest gekke vind mam, is dat bijvoorbeeld het prinsenhof in Delft geen rijksmonument is geworden omdat Willem van Oranje er is vermoord, maar om wat architectonische redenen!’ Na mijn eerste afspraak, met mijn stagebegeleider van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), belde ik verwonderd met mijn moeder. Hoe kon het dat zo’n bijzondere gebeurtenis in onze nationale geschiedenis geen reden was geweest om het gebouw te voorzien van de rijksmonumentenstatus? Ik ben niet de enige die vindt dat dit een reden tot aanwijzing zou moeten zijn, uit secundair bronnenonderzoek is gebleken dat dit een zeer gangbare gedachtegang is binnen de Nederlandse samenleving. Sinds de jaren ’70 is er sprake van een memory- en heritageboom in Nederland. Burgers hechten steeds meer waarde aan de verhalen, de herinneringen, en zien dit als legitieme redenen om gebouwen te bewaren. Deze verschuiving is ook niet onopgemerkt gebleven binnen de RCE. Zij constateert dat het argument herinneringswaarde steeds dominanter aanwezig is binnen de aangedragen tips. Dit maakte dat ik in januari jongstleden kon beginnen met mijn onderzoeksstage bij de RCE, die is uitgemond in deze thesis. Leidend in dit onderzoek was de onderzoeksvraag: “Hoe kan worden verklaard dat de rol van herinneringen in de tipgeving voor en toekenning van de rijksmonumentenstatus in mijn drie casussen enerzijds en het rijksmonumentenbeleid van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed anderzijds van elkaar verschilt, in Nederland in de periode 2009-2015?” Tijdens het onderzoek heb ik mij gericht op de standpunten van zowel de tipgevers als de toekenners omtrent het rijksmonumentenbeleid. De tipgevers zijn burgers die zich hebben verenigd door middel van erfgoedstichtingen- of verenigingen of zich als hobbyisten hebben gespecialiseerd in erfgoed in hun directe omgeving. De toekenners worden vertegenwoordigd door de RCE. Hoewel de minister van OCW eindverantwoordelijk is voor het beleid, voert de RCE het uit. Door middel van secundair bronnenonderzoek en een analyse van beleidsnota’s en wetswijzigingen heb ik onderzocht hoe de rol van herinneringen tussen tipgeving en toekenning verschilt. Vervolgens heb ik aan de hand van primair bronnenonderzoek drie casussen onderzocht. Mijn casussen waren: Veilinghal ‘Op Hoop van Zegen’ in Blokker (NH), molen de Windlust in Burum (FR) en de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam (NH). Er kan worden geconcludeerd dat herinneringen een verschillende rol innemen omdat tipgevers en de RCE door middel van het rijksmonumentenbeleid een ander verhaal willen vertellen. Dit verschil kan enerzijds worden verklaard doordat de tipgevers andere waarden hechten aan erfgoed, zij hechten meer waarde aan een authentieke beleving in plaats van authentieke materialen. Anderzijds heeft deze verschillende rol ook te maken met spraakverwarring. Burgers en de RCE gebruiken verschillende definities voor het woord monument, wat maakt dat tipgevers vinden dat herinneringen een rol spelen bij monumenten en de RCE dit juist uitsluit. De wensen van burgers worden wel gehoord binnen het bredere erfgoedbeleid van de RCE, maar niet binnen het rijksmonumentenbeleid. Hoewel de scheiding duidelijk lijkt, wijkt de RCE bij mijn drie casussen tot tweemaal toe af van het rijksmonumentenbeleid. Het feit dat de herinnering dominant aanwezig was in de Nederlandse samenleving, speelde hierbij een rol. Deze masterthesis is echter verkennend van aard. Er kunnen dus geen grote conclusies uit getrokken worden. De verklaringen zijn enkel van toepassing op de drie casussen. Voor verdere conclusies zal er vervolgonderzoek gedaan moeten worden.

, , , , , , , ,
H.C. Dibbits, L.T. Slegtenhorst
hdl.handle.net/2105/32547
Maatschappijgeschiedenis / History of Society
Erasmus School of History, Culture and Communication

E.M. van Alphen. (2015, August 24). Herinneringen herbergen?. Maatschappijgeschiedenis / History of Society. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/32547