In deze thesis treft u een onderzoek naar de invloed van de exploitatie- en exploratiebalans in de werkwijze van Rijkswaterstaat op de intensiteit en effectiviteit van de wederzijdse samenwerking met externe actoren. Om dit te onderzoeken is een theoretisch kader opgesteld waarin de begrippen exploitatie en exploratie gedefinieerd zijn aan de hand van zes kenmerken. Voor exploitatie zijn dat achtereenvolgens: single-loop learning, uniformiteit/eenduidigheid (selectie), geleidelijk en beheerst ontwikkelen van competenties en taken, stabiliteit, risicoaversie en ontkenning en reductie van complexiteit. Voor exploratie zijn deze: double-loop learning, creativiteit, ontwikkeling van nieuwe competenties, flexibiliteit, chaos / onzekerheid en erkenning en vergroting van complexiteit.Op basis van deze kenmerken zijn balanstypen opgesteld die van toepassing kunnen zijn op een organisatie, afdeling, projectteam of persoon. De balanstypen zijn achtereenvolgens: low performance type, limited performance type, limited performance type + interne of externe exploratie, vluchtige type, vluchtige type + interne of externe exploitatie, ambidexter type. Aan de hand van de balanstypen zijn de vraagstukken vooroeverbestortingen Oosterschelde en zandsuppletie Roggenplaat geanalyseerd. Hierbij is de opstelling van de lijnorganisatie omtrent deze vraagstukken meegenomen. Uit de analyse komt naar voren dat voor verschillende vraagstukken, verschillende balanstypen van toepassing zijn. Zo is de werkwijze van het projectteam rondom het vraagstuk vooroeverbestortingen te typeren als limited performance + externe exploratie. Voor het vraagstuk zandsuppletie Roggenplaat is dit het ambidextere balanstype en de opstelling van de lijnorganisatie is het beste te typeren als limited performance.Vervolgens is geanalyseerd welke invloed balanstypen hebben op de intensiteit en effectiviteit van de samenwerking van Rijkswaterstaat met de visserijsector en het Ministerie van Economische Zaken. Hieruit bleek dat de projectteams qua balans (iets) exploratiever zijn dan de lijnorganisatie. Eveneens bleek de samenwerking intensiever en effectiever te worden naar mate er meer exploratie is. Zo was de casus vooroeverbestortingen eerst exploitatiegericht, maar werd deze in de loop van de tijd meer explorerend. Deze toename van exploratie leidde tot intensievere en effectievere samenwerking. Ook in het vraagstuk zandsuppletie Roggenplaat is het positieve effect van exploratie waar te nemen. In dit project, dat in vergelijking met het vraagstuk vooroeverbestortingen exploratiever is, is eveneens sprake van intensiever en effectiever contact. Bevinding: toename van procesmatige exploratie leidt tot intensievere en effectievere samenwerking. Uit de analyse komt ook een ander beeld naar voren. Het blijkt dat de lijnorganisatie, die getypeerd is als limited performance (exploitatie gericht), een intensievere en effectievere samenwerkingsrelatie onderhoudt met de visserijsector en het ministerie van Economische Zaken dan de projectteams, die in principe exploratiever zijn. Verklaring die de respondenten hiervoor geven is dat lijnorganisaties vanuit hun beheerdersrol op langetermijnrelaties uit zijn, in tegenstelling tot projectteams met een tijdelijk bestaan. De relatie tussen projectteams en externe actoren is over het algemeen een kortetermijnrelatie, gericht op vernieuwing. Projectteams realiseren iets wat er nog niet was. Hierdoor staat deze relatie van nature meer onder spanning. De vergelijking tussen projectteams en de lijnorganisatie is daardoor qua balanstype en de invloed van de balans op samenwerking moeilijk te maken. Hier spelen schijnbaar andere factoren. Wel blijkt het niet noodzakelijk een exploratieve werkwijze toe te passen, indien men wil komen tot intensieve en effectieve samenwerking, zo getuigt de werkwijze van de lijnorganisatie. Uit het onderzoek komt verder naar voren dat inlevingsvermogen, vertrouwen en persoonlijke factoren een grote rol spelen. Respondenten stellen unaniem dat inlevingsvermogen in de ander cruciaal is. Als dit ontbreekt verloopt de samenwerking niet goed. Het vertrouwen ontbreekt dan of is onvoldoende aanwezig. Een grote mate van exploratie leidt kortom niet automatisch tot intensievere en effectievere samenwerking, als het ontbreekt aan inlevingsvermogen en vertrouwen in elkaar.

, , , , , ,
prof.dr.ing. G.R. Teisman, prof.dr. M.W. van Buuren
hdl.handle.net/2105/36684
Public Administration
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Braber, P.C. den. (2016, August 31). Balanceren tussen exploiteren en exploreren. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/36684