Deze scriptie bespreekt wat volgens Martin Heidegger en Hannah Arendt ‘thuis’ is, waar de mens volgens hen thuis kan zijn (ook in relatie tot het publieke/private), waarom hedendaagse mensen thuisloos zouden zijn en of je thuis zijn kunt leren. Zij verbinden antropologie, hermeneutiek en ontologie aan hun antwoord, dat tegengesteld lijkt aan wat mensen volgens wetenschappers thuis noemen – het vertrouwde, homogene, exclusieve. Hoe denken Arendt en Heidegger de spanningen tussen het vreemde en vertrouwde, het nieuwe en het bestendige? Belangrijke noties blijken vrijheid, geschiedenis, betekenis/zin, denken en handelen, tussen. Spontaniteit speelt een sleutelrol, waarvoor beïnvloedbare omstandigheden meer of minder gunstig kunnen zijn. De filosofen zetten zich af tegen een technologisch gestuurde, instrumentele houding waardoor de ‘wereld’ haar betekenis verliest en mensen moeilijk thuiskomen.