Januari 2015, het moment waarop de wereld werd opgeschrikt door de aanslag op Charlie Hebdo. Cartoonisten die gebruik maakten van hun recht op vrijheid van meningsuiting en het daaraan verbonden recht om kunst te uiten, werden op gruwelijke wijze om het leven gebracht. De terroristen voelden zich naar eigen zeggen beledigd door de spotprenten over profeet Mohammed en de negatieve prenten over moslims in het algemeen en stelden dat Charlie Hebdo niet respectvol omging met het islamitische geloof. Deze aanslag maakt meteen duidelijk welke spanning er kan ontstaan tussen de vrijheid van meningsuiting en eventuele strafbare feiten.1 Charlie Hebdo vormt een extreem voorbeeld, maar er zijn nog talloze vergelijkbare voorbeelden, zoals het Penisbeeld in Steenbergen dat een belediging voor de wijkagent vormde2, de bedreigende rap van Hozny over Geert Wilders3 of (reclame over) een schilderij of tentoonstelling met obscene beelden.4 Ook in Duitsland heeft zich recent een treffend voorbeeld voorgedaan. Komiek Jan Böhmermann heeft in een satirisch programma uitlatingen gedaan in de vorm van een gedicht die beledigend zouden zijn voor president Erdogan van Turkije, maar Böhmermann beroept zich op het feit dat hij als komiek satirisch bedoelde uitlatingen moet kunnen doen.

, , , , ,
Bakker, S.R., Salverda, S.
hdl.handle.net/2105/37034
Erasmus University Library

Jans, A. (Angela). (2016, June). Kunst macht frei. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/37034