In dit onderzoek is gekeken naar de invloed van de Mededingingswet op de onderhandelingen tussen zorgverzekeraars en ziekenhuizen bij de inkoop van het B-segment. Er staat een casus centraal waarin een zorgverzekeraar een laagste prijs garantie wil vragen aan een ziekenhuis in de regio van deze verzekeraar. Deze laagste prijs garantie houdt in dat geen enkele andere verzekeraar de zorg tegen een lagere of dezelfde prijs mag inkopen. De vraagstelling luidt of het vragen om de laagste prijs garantie is toegestaan volgens de mededingingswetgeving. Om de vraagstelling te beantwoorden moet eerst worden vastgesteld of een zorgverzekeraar een onderneming in de zin van de Mededingingswet is. Een entiteit is een onderneming als de uitgevoerde activiteiten economisch van aard zijn, en niet sociaal. Hiervoor worden zes criteria toegepast op de Nederlandse zorgverzekeraars, waaruit blijkt dat dit ondernemingen zijn. Vervolgens moet de relevante markt worden afgebakend. Deze markt kan worden verdeeld in een relevante productmarkt en een relevante geografische markt, welke beide weer worden onderverdeeld in een markt voor (het aanbieden van) zorgverzekeringen en een markt voor de inkoop van zorg. De markt voor (het aanbieden van) zorgverzekeringen bestaat uit de markt voor zorgverzekeringen, en is vaak regionaal. Dit kan echter per zorgverzekeraar verschillen. De markt voor de zorginkoop bestaat uit de DBC’s in het B-segment en is meestal gelijk aan de geografische markt voor het aanbieden van zorgverzekeringen. Wanneer de relevante markt is afgebakend kan worden bepaald of de zorgverzekeraar een economische machtspositie heeft ten opzichte van het ziekenhuis. Hierbij wordt gekeken naar marktaandelen, uitwijkmogelijkheden van de leveranciers en het bestaan van een mogelijke tegenmacht aan de verkoopzijde. De zorgverzekeraar heeft meestal een groot marktaandeel in haar oude kernwerkgebied, waardoor er een economische machtspositie ontstaat. Dit wordt nog waarschijnlijker naarmate er meer ziekenhuizen in de regio gevestigd zijn, omdat de verzekeraar dan voldoende uitwijkmogelijkheden heeft. Het ziekenhuis heeft deze uitwijkmogelijkheden meestal niet, maar kan wel tegenmacht bieden aan de zorgverzekeraar doordat verzekerden en patiënten eerder kiezen voor een andere zorgverzekeraar dan voor een ander ziekenhuis. Als vastgesteld is dat de zorgverzekeraar een economische machtspositie heeft ten opzichte van het ziekenhuis moet worden bepaald of het vragen om een laagste prijs garantie misbruik van deze machtspositie is. Misbruik kan ontstaan wanneer een onderneming met een economische machtspositie aan de inkoopzijde bepaalde voorwaarden dwingend oplegt aan leveranciers, in de vorm van uitbuiting of uitsluiting. Het afdwingen van exclusieve contracten is een vorm van misbruik. Het vragen van een laagste prijs garantie kan worden beschouwd als een exclusief contract, omdat (potentiële) concurrenten altijd meer moeten betalen voor dezelfde producten of diensten. Hierdoor wordt eerlijke concurrentie aan de inkoopzijde tegengehouden. Het vragen om een laagste prijs garantie leidt dus tot uitsluiting van andere verzekeraars van de markt voor de inkoop van zorg, en daarmee van de verzekeringsmarkt. Zij kunnen immers minder prijsvoordelen doorberekenen aan hun cliënten. Het vragen van een laagste prijs garantie door een zorgverzekeraar met een economische machtspositie kan worden beschouwd als misbruik van een economische machtspositie in de zin van de Mededingingswet.

,
Buijsen, M.A.J.M., Zuurbier, J.J.
hdl.handle.net/2105/3946
Master Zorgmanagement
Erasmus School of Health Policy & Management

Faber, S. (2006, January). De invloed van de Mededingingswet op de inkoop van ziekenhuiszorg. Master Zorgmanagement. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/3946