Deze thesis sluit aan bij twee velden in het brede onderzoeksveld naar geschiedenisonderwijs. Ten eerste zijn er recentelijk enkele internationale studies gedaan naar de beeldvorming van Europese eenwording in schoolboeken, waarbij veelal de vraag gesteld wordt in hoeverre er sprake is van Europese identiteitsconstructie - vergelijkbaar met de constructie van nationale identiteit. Ten tweede is in het (Nederlandse) geschiedenisonderwijs het debat gaande tussen docenten, didactici en sociale wetenschappers over de rol van het geschiedenisonderwijs van-daag de dag en het aanleren van feitelijke narratieven (die mogelijkerwijs identiteitsconstructie in de hand werken) of historische vaardigheden daarin. Hieruit volgt de volgende onder-zoeksvraag: hoe krijgt de eenwording van Europa betekenis in het Nederlandse geschiedenis-onderwijs sinds 2011? Om deze vraag te beantwoorden hanteer ik een brede onderzoeksmethode. Ten eerste zijn vier verschillende lesmethodes geanalyseerd, namelijk Geschiedeniswerkplaats, Feniks, Memo en Sprekend Verleden. Hierbij heb ik gebruik gemaakt van een combinatie tussen een kwalitatieve analyse van de hoofdteksten en een kwantitatieve analyse van de vra-gen/opdrachten. Daarnaast kijkt deze thesis verder dan alleen schoolboekenonderzoek door middel van het uitvoeren van diepte-interviews met twee docenten geschiedenis. Met deze brede aanpak onderscheidt deze thesis zich van enkele internationale studies naar dit onder-werp. Uit de kwalitatieve analyse van de hoofdteksten uit de vier lesmethodes volgden drie dominante thema’s: (1): Europese samenwerking ontstaan uit politieke en economische nood-zaak, (2) Europese samenwerking als economisch progress narrative en (3) Kritiek op EU als politiek project: decline narrative. Deze thema’s spreken theorieën over de constructie van Europese identiteit tegen. In de schoolboekteksten wordt Europese eenwording veel meer op een ambivalente en sceptische manier bekeken. De kwantitatieve analyse van de vra-gen/opdrachten onderstreept dit aangezien de categorieën ‘Kritiek op Europese eenwording’ en ‘Aanzetten tot reflectie op kritiek op Europese eenwording’ dominant zijn gebleken. Hier-uit volgt de deelconclusie dat de schoolboeken het onderwerp Europese eenwording als conte-sted issue presenteren, waarbij het gebruik van historische vaardigheden als debat, discussie en meningsvorming terugkomen. Deze conclusie wordt hier vergeleken met internationale studies met een Duitse, Engelse, Finse, Franse en Zweedse context. Uit de bespreking van de diepte-interviews met twee docenten blijkt dat deze docen-ten de potentie van het onderwerp Europese eenwording als contested issue inzien om beteke-nisvol en uitdagend onderwijs te geven waarin het gebruik van historische vaardigheden een belangrijk onderdeel vormt. Zij stellen echter tegelijkertijd dat tot op heden in de praktijk voornamelijk het feitelijke en institutionele narratief centraal heeft gestaan in hun onderwijs over dit onderwerp. Deze thesis wil daarom de potentie van Europese eenwording als conte-sted issue in de klas aankaarten.

, , , , , ,
M. Grever
hdl.handle.net/2105/46406
Maatschappijgeschiedenis / History of Society
Erasmus School of History, Culture and Communication

M. De Heer. (2018, August 26). Europa als contested issue in de klas - Europese eenwording in het Nederlandse geschiedenisonderwijs sinds 2011. Maatschappijgeschiedenis / History of Society. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/46406