Met de invoering van de participatiewet is er een gedeelde verantwoordelijkheid ontstaan tussen het UWV en de gemeentes in de regio’s om te zorgen dat Wajongeren (personen met een arbeidsbeperking) werkzaamheden kunnen verrichten die passend zijn bij hun beperking. Voorheen was het UWV volledig verantwoordelijk gesteld voor het klantenportaal ‘Wajongeren’. Echter heeft er middels de komst van de participatiewet een herbeoordeling plaatsgevonden van het klantenportaal, zo is het UWV in deze huidige samenwerking verantwoordelijk gesteld voor de Wajongeren (zonder arbeidsvermogen) en de gemeente verantwoordelijk gesteld voor de Wajongeren (met arbeidsvermogen). In deze samenwerking heeft het UWV de gemeente de nodige kennisoverdracht geleverd, en hebben deze geleid tot zichtbare variaties in de successen van de samenwerkingen per regio. Per regio werkt het UWV in de samenwerking omtrent, de Wajong, met de nodige plaatsingscriteria. Zo scoort het district Amsterdam het beste (gemiddelde score van 71,21%), in de door hen te realiseren plaatsingscriteria. Daarentegen scoren de vestigingen Rotterdam en Den Haag, aanzienlijk minder hoog op de plaatsingsnormen. De UWV-vestiging te Rotterdam kent een plaatsingsnorm van slechts 56,32% (gemiddelde raming), en Den Haag scoort 51,83%. Factoren die deze samenwerking beïnvloeden zijn in dit onderzoek dan ook onderzocht. Op basis van deze uitkomsten, zijn deze factoren verwerkt in de nodige aanbevelingen die het UWV kan toepassen om de arbeidsparticipatie van Wajongeren te vergroten in alle drie de districten, en zo aan de gestelde plaatsingsnormen te voldoen. In het kader van het onderzoek wordt dan ook antwoord gegeven op de centrale hoofdvraag: ‘Hoe kunnen verschillen tussen UWV-vestigingen in succesvolle plaatsingen van arbeidsgehandicapten worden verklaard?’. Dit onderzoek kan worden getypeerd als verklarend van aard. In dit verklarend onderzoek is de keuze gevallen om de onderzoeksmethodiek, kwalitatief onderzoek toe te passen. Middels semigestructureerde interviews zijn de actoren (gemeenten, re-integratiebedrijven, medewerkers en managers UWV) die een rol van betekenis spelen bevraagd. Voor het onderzoek zijn in totaal 20 semigestructureerde interviews gehouden met de partners van het UWV in de drie verschillende regio’s (Amsterdam, Rotterdam en Den Haag). Tijdens deze interviews is er ingezoomd op de afhankelijkheden (wettelijke randvoorwaarden), middelen (budgetten, productietijd, draagvlak, kennis en vaardigheden), verantwoordelijkheden (regels en plichten), belangen, 4 percepties (beeldvorming), communicatie, vertrouwen (het nakomen van afspraken) en verbondenheid. Op basis van de toegepaste theorieën van netwerk en governance en de uitkomsten van de afgenomen interviews is gebleken dat vooral verbondenheid en boundary spanning, van uiterst belang zijn, in het wegplaatsen van Wajongeren naar werk. De verbondenheid in Amsterdam is van een uiterst sterk karakter, daar in deze regio de samenwerking wordt gestimuleerd door het samenvloeien van elkaars percepties, en de bereidheid tonen om elkaar te helpen. Zo zien de gemeente Amsterdam als het UWV Amsterdam de noodzaak in, om naar elkaar te luisteren en het eigen belang op de achtergrond te zetten. Deze verbondenheid is minder zichtbaar in de regio Rotterdam, daar de partners (gemeente en UWV) vanuit verschillende procesregels handelen. In Haaglanden wordt de samenwerking eerder gekenmerkt door het gegeven dat de partners (UWV, gemeente en re-integratiebedrijven) met name elkaars activiteiten concurreren dan de bereidheid tonen om ieder hun activiteiten te ondersteunen. Vertrouwen heerst er binnen de regio’s Amsterdam en Rotterdam. Amsterdam kent vertrouwen, doordat er opportunistisch gehandeld wordt (meer trajecten worden ingekocht dan van te voren was ingecalculeerd) in de samenwerking die het UWV kent met re-integratiebedrijven. Binnen de samenwerking die de gemeente Amsterdam ondervindt met het UWV Amsterdam, is er sprake van loyaliteit, wat tevens ook een bijdrage levert aan de hoge mate van vertrouwen in deze regio. Daarnaast schept de manier van communiceren (altijd open staan om dingen uit te spreken) die heerst in de samenwerking die het UWV kent met de gemeente in de regio Amsterdam, met name voor het nodige onderlinge vertrouwen. Het feit dat er binnen het district Rotterdam sprake is van het elkaar gunnen om samen successen te boeken (tussen de gemeente Rotterdam en het UWV Rotterdam), heeft ertoe geleid dat de partners elkaar vertrouwen. Een cruciaal onderdeel in de samenwerking is dan ook de communicatie. Volgens de respondenten in Amsterdam, draagt het open karakter waarmee de communicatie in de samenwerking tussen gemeente Amsterdam en UWV Amsterdam wordt geconfronteerd bij aan een positieve werking op het realiseren van de hoge plaatsingsaantallen. Zo typeert de communicatie in de regio Amsterdam zich als volgt: het UWV probeert, keer op keer wijzigingen aan gemeentes of randgemeentes mee te delen, die gebeuren op procesmatig-niveau en wetmatig-niveau. Deze manier van communiceren beïnvloedt dan ook het functioneren van de samenwerking in de juiste 5 richting. Het feit dat er foutieve informatie wordt verstrekt tussen de partners in de regio Rotterdam, wordt dan ook beschouwd als een onwenselijke situatie. Dat betrokkenen vanuit het UWV onvindbaar blijken te zijn in de regio Haaglanden, wordt beschouwd als een ineffectief en inefficiënt proces. Doordat het hoofd van het Werkgeversservicepunt (afdeling WSP) in Amsterdam, voor 40% door het UWV en voor 60% door de gemeente Amsterdam wordt gefinancierd, heeft dit als gevolg dat beide partners, de regionale doelstellingen voorop stellen, en de gemeentelijke doelstellingen dan ook op het tweede plan komt te liggen. De acceptatie van de onderlinge afhankelijkheid tussen de partners is overigens in mindere mate zichtbaar in de regio’s Rotterdam en Haaglanden. In Rotterdam ervaart de gemeente, dat de wijze waarop de regels waarop elkaars processen zijn ingeregeld, ervoor zorgt dat de samenwerking tussen UWV en gemeente suboptimaal blijft. In Haaglanden is er volgens het UWV vanuit de gemeente erg veel protectionisme op het delen van vacatures en worden de betrokkenen (gemeenten, UWV en re-integratiebedrijven) met verschillende opdrachten en instrumenten het veld ingestuurd. Wat ertoe leidt dat de partners in Haaglanden de gedeelde afhankelijkheid niet ervaren. Een samenwerking als deze, om per regio, Wajongeren (mensen met een arbeidsbeperking) te plaatsen naar werk, staat en valt met de mensen die aan bewind zijn. In Amsterdam zijn de cruciale pionnen de regiomanager (van het UWV) en de wethouder (van de gemeente Amsterdam). Beiden (regiomanager UWV en wethouder gemeente Amsterdam) hebben in de loop der tijd (vanaf het intrede van de participatiewet tot op heden) aangestuurd op het met elkaar samen te werken, en de betrokkenen ook hebben doen laten inzien dat er gezamenlijk meer kan worden bereikt, dan wanneer zij deze taken afzonderlijk uitvoeren. In Rotterdam is dit ook zichtbaar, daar de afdelingen Participatie (van de gemeente) en AG (van het UWV), steeds meer gebruik maken van elkaars kennis en kunde. In Haaglanden blijft het benutten van elkaars kennis en kunde vooralsnog onbenut. Het voorzien van ondersteuning in de uitvoering van elkaars werkzaamheden wordt ervaren in de regio’s Amsterdam en Rotterdam. Ook blijkt uit de dagelijkse praktijk, dat wanneer de successen uitblijven een randgemeente binnen de regio Den Haag ervoor kiest om uit de samenwerking (een gezamenlijk project) te stappen. Om de kloof tussen de huidige situatie (de lage scores in het aantal plaatsingen en het niet volledig accepteren van de noodzaak tot samenwerken) waarin het UWV verkeert in 6 de regio’s Haaglanden en Rotterdam en de gewenste situatie (het willen bereiken van de plaatsingsnormen en in toenemende mate samen optrekken en elkaars activiteiten ondersteunen) te dichten zijn deze onderzoeksresultaten verwerkt in de volgende aanbevelingen voor het UWV: 1. Het aangaan en opbouwen van duurzame relaties; 2. Het bereiken van overeenstemmingen tussen de partners; 3. De partijen betrokken in de samenwerking tijdig laten communiceren; 4. Gemeentelijke doelstellingen vervangen voor regionale doelstellingen en het afstemmen van elkaars instrumentarium; 5. Het aannemen van personeelsleden met de juiste vaardigheden en kennis voor dit vraagstuk; 6. Het raadplegen van vervolgonderzoek omtrent de bewustwording tussen de partners in de samenwerking; 7. Het gezamenlijk optrekken en elkaars activiteiten zo goed mogelijk benutten. Naast de hierboven benoemde aanbevelingen geven de bevindingen van de respondenten een verklaring voor de verschillen tussen de UWV-vestigingen in het succesvol plaatsen van arbeidsgehandicapten: 1. Geen overkoepelende strategie tussen de UWV-vestigingen; 2. Geen eenduidige definitie voor samenwerken vanuit de organisatie; 3. Bijsturingsactiviteiten tot op heden niet zichtbaar in Rotterdam en Den Haag; 4. Geen acceptatie om samen te werken door de betrokkenen in Den Haag. Wanneer het UWV bovenstaande aanbevelingen in acht neemt kan de kloof tussen de beoogde en bestaande situatie in de regio’s Haaglanden en Rotterdam worden verkleind.

Prof.dr. A.J. Steijn, Dr. I.F. van Meerkerk
hdl.handle.net/2105/46446
Public Administration
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Duiser, Kevin John. (2018, December 18). ‘Van Samenwerking tot Succesvolle Samenwerking tussen het UWV en haar partners omtrent de Wajong-gerechtigden’. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/46446