Het Centre of Expertise Biobased Economy (hierna CoE BBE) is een samenwerkingsverband tussen Avans Hogeschool, HZ University of Applied Sciences, Provincies Noord-Brabant en Zeeland en enkele private partijen. Avans Hogeschool is de penvoerder van het samenwerkingsverband. Het is een actiegericht samenwerkings-verband, gericht op het toekomstbestendig maken van het beroepsonderwijs en de beroepspraktijk met focus op de biobased economy. Om de doelstellingen van het samenwerkingsverband te realiseren werken de verschillende partijen samen in projecten. Dit zijn complexe projecten met verschillende actoren en daardoor verschillende belangen en percepties. Het CoE BBE heroriënteert zich momenteel op de huidige strategie doordat het Ministerie van OCW heeft besloten om minder subsidie te verstrekken aan het samenwerkingsverband. Wegens deze heroriëntatie vindt het CoE BBE het van belang om onderzoek te doen naar de invloed van actorpercepties op de netwerkuitkomsten in projecten en de mogelijke invloed van vertrouwen op deze relatie. Dit heeft geresulteerd in de volgende centrale vraag: “Wat is de invloed van actorpercepties op de netwerkuitkomsten van projecten waarin het CoE BBE participeert en welke invloed heeft vertrouwen hierop?” Om de centrale vraag te beantwoorden zijn een aantal deelvragen en hypothesen opgesteld. Het onderzoek is uitgevoerd onder betrokken actoren van veertien verschillende projecten waarin het CoE BBE participeert. In totaal zijn er 404 betrokken actoren aangeschreven en hiervan heeft ruim 23 procent de vragenlijst compleet ingevuld (N = 94). In dit onderzoek wordt klimaatverandering gezien als een complex maatschappelijk probleem en een biobased economy als een mogelijke oplossingsrichting voor dit probleem. Het concept actorpercepties is geoperationaliseerd middels twee dimensies. De eerste dimensie is percepties van de inhoudelijke beleidsvorming met items als percepties over het probleem, -oplossingsrichtingen en -externe ontwikkelingen. De tweede dimensie is percepties van het beleidsnetwerk met items als percepties over de samenstelling van het netwerk, percepties over realisatie- en hindermacht, percepties over actorstrategieën en percepties over wederzijdse afhankelijkheid. Beide dimensies komen uit de wetenschappelijke literatuur (Koppenjan en Klijn, 2004). Het concept netwerkuitkomsten is ook geoper-ationaliseerd middels twee dimensies. Beide dimensies komen uit onderzoek van Klijn et al. (2010a). De eerste dimensie zijn procesmatige uitkomsten en de tweede dimensie zijn inhoudelijke uitkomsten. De modererende variabelen vertrouwen bestaat uit vijf verschillende indicatoren die ook reeds gevalideerd zijn in wetenschappelijk onderzoek (Klijn et al., 2010b). Uit de factoranalyse van dit onderzoek is gebleken dat de items van de dimensie percepties van het beleidsnetwerk niet goed laden op één factorlading en derhalve is besloten om deze dimensie niet verder mee te nemen in het onderzoek. Ook het item ‘Externe ontwikkelingen waar het netwerk geen invloed op heeft’ laden niet juist in de factoranalyse bij de dimensie percepties van de inhoudelijke beleidsvorming. Daarom is besloten om dit item ook niet mee te nemen in het verder onderzoek. De andere variabelen laden keurig op één factor. Helaas kan er daarom maar voor een deel antwoord gegeven worden op de centrale vraag van deze scriptie. Dit wordt verder onderstaand toegelicht. Uit het onderzoek blijkt dat percepties over biobased economy als probleemstelling een positief significant effect heeft op netwerkuitkomsten. Deze relatie wordt echter niet gemodereerd door vertrouwen. De interactie tussen percepties over biobased economy als probleemstelling en vertrouwen heeft geen significant effect. Evenmin hebben percepties over klimaatverandering als probleemstelling en de interactie met vertrouwen een significant effect op netwerkuitkomsten. Over de andere percepties kan geen uitspraak worden gedaan om dat deze niet mee zijn genomen als variabelen in de toetsende statistiek. De invloed van actorpercepties op netwerkuitkomsten van projecten waarin het CoE BBE participeert en de invloed van vertrouwen hierop Erik Lammers – 460805 Pagina 3 van 122 Het niet aantreffen van een significant effect van percepties over klimaatverandering als beleids-probleem en netwerkuitkomsten is verassend te noemen gezien de theoretische verwachting (Koppenjan en Klijn, 2004; Klijn en Koppenjan, 2015). Vanuit de theorie werd verwacht dat percepties over een bepaald probleem een mogelijk verband zou hebben met de procesmatige- en inhoudelijke uitkomsten van een beleidsnetwerken waarin actoren samenwerken om dat probleem op te lossen. De reden hiervoor is dat een probleem wordt niet gezien als een feit, maar als een sociale constructie gebaseerd op percepties van actoren. Deze percepties hebben betrekking op bestaande situaties, hun oorzaken en gevolgen, hun toekomstige ontwikkelingen en mogelijke oplossingen (Cobb en Elder, 1983; Dery, 1984; Spector 2001, in Klijn en Koppenjan, 2015). Verondersteld kan worden dat deze percepties dan ook effect hebben op de netwerkuitkomsten. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat de percepties van de respondenten tussen twee items van elkaar verschillen, namelijk erkenning dat klimaatverandering een complex meetschappelijk probleem is en de urgentie om dit probleem op te lossen. Aangezien dit onderzoek een momentopname betreft, kan er geen inzicht worden gegeven in de ontwikkeling over de komende jaren. Het kan zijn dat er bij een vervolgonderzoek wel een significant effect wordt waargenomen. Een positief significant effect van vertrouwen op netwerkuitkomsten werd ook verwacht gezien de resultaten in de literatuur (Klijn et al., 2010b). Dit werd bevestigd in deze scriptie. Voorafgaande werd er verwacht dat vertrouwen de samenhang tussen actorpercepties en netwerktuitkomsten positief zou beïnvloeden. Het resultaat van deze scriptie is dat er geen significant effect wordt waargenomen, zowel niet positief als negatief. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat vertrouwen een veel grotere invloed heeft op netwerkuitkomsten dan percepties over de probleemoplossing en derhalve meer invloed heeft in het regressiemodel. Tot slot zijn er nog een aantal aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan. De eerste aanbeveling is om longitudinaal onderzoek te verrichten om inzicht te verkrijgen in de ontwikkeling van verbanden tussen actorpercepties en netwerkuitkomsten, welke mogelijk beïnvloed worden door vertrouwen. Dit kan interessant zijn omdat klimaatverandering en een mogelijke oplossingsrichting zoals de biobased economy steeds belangrijker worden in de maatschappij. Het huidige onderzoek kan dan mogelijk als een soort 0-meting dienen. Verder kan het interessant zijn om een onderzoek uit te voeren naar de verschillen in actorpercepties tussen actoren uit de publieke- en private sector en de impact hiervan op netwerkuitkomsten en de invloed van actorpercepties op vertrouwen. Verondersteld kan worden dat actoren actief in een beleidsnetwerk er verschillende percepties op na houden wat betreft de mogelijke oplossingsrichtingen voor een beleidsprobleem. Deze verschillende percepties kunnen negatief samenhangen met vertrouwen. Als laatste geeft dit onderzoek een klein inzicht in de schaalvorming voor items van actorpercepties, die toepasbaar zijn voor kwantitatief onderzoek. Helaas was dit een lastige opgave en is dit middels dit onderzoek niet gelukt om een variabele van actorpercepties te vormen die theoretisch en statistisch gezien meet wat er gemeten moet worden. Zeker in het beeld dat klimaatverandering steeds meer gezien wordt als een urgent maatschappelijk probleem en dat beleidsnetwerken meer voor komen, kan dit een interessante schaal zijn.