Dit onderzoek gaat over beleidsimplementatie in de rechtspraak. In het onderzoek wordt gezocht naar verklaringen voor de verschillen in de mate van beleidsimplementatie die er zijn binnen rechtbanken. Met dit onderzoek wordt getracht om een bijdrage te leveren aan de literatuur over beleidsimplementatie. De hoofdvraag van het onderzoek is: Welke determinanten van beleidsimplementatie kunnen worden afgeleid uit de mate van implementatie van beleid binnen de rechtbanken? Er is geen eenduidige deductieve verklaring gevonden in het empirisch onderzoek voor de mate van beleidsimplementatie. Binnen iedere casus zijn juist andere determinanten gevonden die een verklaring geven. Er valt derhalve te concluderen dat het type richtlijn van invloed is. De casus is uniek en niet generiek. In onderstaande datamatrix wordt het resultaat van het deductief onderzoek weergegeven, waarbij groen significant is en rood niet-significant. Permanente Educatie R1 R2 R3 R4 I1 I2 I3a I3b I3c O1 O2 O3 O4 Professionele standaarden strafrecht R1 R2 R3 R4 I1 I2 I3a I3b I3c O1 O2 O3 O4 Collegiaal leren en reflectie R1 R2 R3 R4 I1 I2 I3a I3b I3c O1 O2 O3 O4 Uit het onderzoek blijkt daarnaast dat niet de determinanten verklarend zijn voor de mate van beleidsimplementatie, maar dat de mate van beleidsimplementatie sterk afhankelijk is van het krachtenveld van bestuur/management, de professional en de bedrijfsvoering in een rechtbank, gecombineerd met het type besluit dat moet worden geïmplementeerd. Zo zorgt onhelder beleid met veel discretionaire ruimte voor het gebruik van rationele managementtechnieken. Helder beleid heeft minder sturing nodig vanuit het bestuur, maar normatieve richtlijnen vragen om een verkleining van de principal-agent relatie. In onderstaande figuur is de conclusie van het onderzoek schematisch weergegeven. Bedrijfsvoering Bestuur management Professional Kenmerken beleid Mate van implementatie Figuur 1 Mate van beleidsimplementatie binnen rechtbanken 3 De eindconclusie is tot stand gekomen door een vergelijking van de implementatie van drie casussen, te weten: Permanente Educatie, professionele standaarden strafrecht en collegiaal leren en reflectie binnen de rechtbanken Amsterdam, Noord-Nederland, Overijssel en Rotterdam. In die rechtbanken zijn interviews gehouden met maximaal een vijftal functionarissen in de driehoek van bestuur/management, de professional en de bedrijfsvoering en is een documentenstudie verricht met betrekking tot relevante informatie over deze drie casussen. Het onderzoek is zowel deductief als inductief. In de deductieve analyse zijn de theoretische inzichten als vertrekpunt genomen en zijn de casussen vergeleken op de theoretische concepten ‘rationele benadering’, ‘institutionele benadering’ en ‘organisatieaspecten’. Onder deze concepten vallen dertien determinanten die per casus met elkaar zijn vergeleken. Iedere casus heeft voor de analyse steeds twee voorlopers en twee achterblijvers, die per casus verschillend zijn van samenstelling. In de inductieve analyse komen elementen aan bod die zijn aangetroffen in de empirie die niet deductief te verklaren zijn. Om te komen tot het empirisch onderzoek is gebruik gemaakt van theoretische inzichten. Hupe (2011, p. 63) geeft aan dat het aantal variabelen dat een verklaring biedt voor beleidsimplementatie vrijwel eindeloos is. Om te komen tot een beantwoording van de vraagstelling is daarom gebruik gemaakt van theoretische vertrekpunten. Deze theoretische vertrekpunten zijn tijdens het empirisch onderzoek herschikt onder de concepten ‘rationele benadering’, ‘institutionele benadering’ en ‘organisatieaspecten’. In de theoretische concepten zitten aanknopingspunten voor de verhoudingen in het krachtenveld. Het krachtenveld kan worden gezien als een nadere uitwerking van de variabel ‘lagen in de organisatie’. Tevens is de principal-agent relatie een belangrijke significantie die terugkomt in het empirisch onderzoek, evenals de mate van discretionaire ruimte per casus die doorwerkt van het beleid in het krachtenveld en vervolgens ook in de mate van beleidsimplementatie. Dit onderzoek biedt enige verheldering van de hoeveelheid aan determinanten in onderzoek naar beleidsimplementatie. Immers, als het krachtenveld en niet de determinanten an sich verklarend zijn, kan het zo zijn dat er een groot aantal variabelen is. Deze spelen alleen niet in ieder krachtenveld en type beleid een rol. De vragen die dit oproept over organisatorische concepten en het krachtenveld in een organisatie bij beleidsimplementatie verdienen verder onderzoek. Tevens wordt vervolgonderzoek voorgesteld binnen andere rechtsgebieden en de gerechtshoven, maar ook binnen andere (semi) overheidsorganisaties met een sterk geprofessionaliseerde beroepsgroep, om vast te stellen of een andere context geen andere onderzoeksresultaten oplevert.

Dr. V.M.F. Homburg, Prof.dr. H.J.M. Fenger
hdl.handle.net/2105/47015
Public Administration
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Haas de, Daniella. (2019, March 26). Landelijke besluiten, lokale vrijheden. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/47015