Gemeenten genieten de vrijheid om naar eigen inzicht (beleidsvrijheid) hun toegang tot jeugdhulp in te richten. Het optuigen van deze toegangsfunctie was een van de belangrijkste opdrachten meegegeven vanuit de Jeugdwet. Meer concreet: gemeenten zijn er verantwoordelijk voor om hulpbehoevende jongeren en gezinnen van een zo’n laagdrempelig en toegankelijk mogelijk ontvangst te voorzien. Dat aangename ontvangst is echter geen geïsoleerde daad of activiteit, maar een functie waarvan het welslagen afhankelijk is van het complexe speelveld waarbinnen deze is ingebed. Dat speelveld bestaat uit een veelheid aan interdependente actoren waartussen meervoudige interacties plaatsvinden (o.a. scholen, huisartsen en zorgaanbieders). De complexiteit die dat met zich meebrengt, zorgt voor een significante rol van het onvoorziene. Met die gedachte als vertrekpunt heeft dit onderzoek voor drie gemeenten gekeken welke effecten zich hebben geopenbaard rondom hun toegang (met het accent op de onvoorziene dimensie), welke systeemhouding (simpel gezegd: hoe de betreffende toegangen zich verhouden tot complexiteit) zij zichzelf aanmeten, én hoe deze gemanifesteerde effecten en gehanteerde systeemhoudingen op elkaar inwerken. Voornaamste conclusie is dat er sprake is van een wederkerige relatie; de systeemhouding kan verklarend zijn voor de gemanifesteerde effecten (een goed gewapend systeem weet verrassingen tijdiger in de kiem te smoren), maar deze zelfde effecten zijn evenwel van invloed op de systeemhouding (dan gaat het erom hoe het systeem omspringt met onverwachte wendingen). Tevens is gebleken dat de verschillende toegangsvarianten op zichzelf weinig zeggen; het gaat veel meer over hoe deze ‘vormen’ in de praktijk ‘inhoud’ krijgen in een complex samenspel met andere actoren. Om de systeemhouding te kunnen duiden, is daarom naast de voorbereidingsmodi (oftewel, de wijze waarop de gemeenten zijn voorbereid op (onvermijdelijke) verrassingen) óók gekeken naar hoe de toegangen zich verhouden tot hun omgeving. Kortom, het bieden van het aangename ontvangst is afhankelijk van veel factoren. Sterker nog, in een domein vol ambiguïteit en paradoxale praktijken is het haast onmogelijk om te spreken over ‘het’ aangename ontvangst. Want wat is aangenaam?

Prof.dr. M.J.W. van Twist, Prof.dr. M.A. van der Steen
hdl.handle.net/2105/47518
Public Administration
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Dominique Hopmans. (2019, May 10). Een (on)aangename ontvangst. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/47518