Al geruime tijd zijn digitale ontwikkelingen zichtbaar in de entertainmentindustrie. Zo worden muzikanten wereldberoemd zonder hulp van een platenmaatschappij en is het mogelijk om films via internet te downloaden, illegaal dat wel. In tegenstelling tot de muziekindustrie zijn de digitale ontwikkelingen in de filmindustrie nog maar nauwelijks zichtbaar. Deze masterthesis betreft een explorerend onderzoek naar de digitale ontwikkelingen in de Nederlandse filmindustrie. Hierbij is specifiek aandacht voor de werkzaamheden van producenten en de invloed van de ontwikkelingen op de internationale positie van de Nederlandse film. De hoofdvraag die wordt behandeld luidt: Op welke manier beïnvloedt de digitalisering de werkzaamheden van Nederlandse filmproducenten en wat betekent dit voor de internationale positie van de Nederlandse film? Middels een literatuurstudie worden theoretische perspectieven beschreven. Er wordt een beeld geschetst van het ontstaan van de Nederlandse filmindustrie en de manier waarop deze zich sindsdien heeft ontwikkeld. De internationale positie van een filmindustrie wordt bepaald aan de hand van vijf factoren; taal, formaat, strategische allianties met de overheid, innoverend vermogen en kwaliteit. Wanneer deze factoren worden getoetst aan de Nederlandse filmindustrie wordt duidelijk dat haar internationale positie zwak is. Dit heeft voornamelijk te maken met het kleine taalgebied en de geringe exportmogelijkheden. Het laatste deel van de literatuurstudie gaat in de op de digitale ontwikkelingen in de filmindustrie. Hierbij werd bovendien ingegaan op de manier waarop een innovatie wordt verspreid van de uitvinder naar de gebruiker of adopter. Dit wordt ook wel het diffusieproces genoemd. Hoewel de veranderingen en de adoptie binnen de distributie in de muziekindustrie al duidelijk zichtbaar zijn, verloopt het adoptieproces in de filmindustrie een stuk langzamer. De belangrijkste oorzaak hiervan zijn de hoge kosten van een filmproductie. In de boekenbranche werd al duidelijk dat de digitalisering de beschikbaarheid van producten vergroot. Via internet kunnen alle producten (hits en niche) worden verkocht. The long tail, is een theorie die door Chris Anderson (2006) ontwikkeld werd. Anderson stelt dat op de lange termijn een kwantitatief breed aanbod van artikelen die relatief minder populair zijn meer inkomsten genereren dan een smal aanbod van populaire artikelen. Binnen deze theorie worden drie regels gesteld. Ten eerste moet content te allen tijde beschikbaar zijn. Ten tweede moet de prijs van de content worden gehalveerd en tot slot moet de consument geholpen worden bij het vinden van content. Aan de hand van de literatuurstudie werden een viertal hypothesen opgesteld. De eerste hypothese ging in op de mogelijkheid voor producenten om zonder hulp van een distributeur films uit te brengen als gevolg van de digitalisering. De tweede hypothese benadrukt dat de Nederlandse film door het kleine formaat en taalgebied gezien kan worden als een nicheproduct. Uitgaande van the long tail zullen niches in de toekomst meer verkoop genereren dan hits. Dit heeft een positieve invloed op de internationale positie van de Nederlandse filmindustrie. De derde hypothese kwam voort uit het diffusieproces zoals beschreven door Punie (2004). Het diffusieproces binnen de Nederlandse filmproducenten bevindt zich in een vroeg stadium waarbij de Early Majority bezig is de uitvinding te aanvaarden en daarnaast ook in te voeren. Er wordt verwacht dat het diffusieproces voltooid zal worden zodra de Nederlandse bioscopen digitaal zijn uitgerust. Tot slot werd verwacht dat de digitale ontwikkelingen verandering zullen brengen in de marketingstrategie. Er zal vroeger in het productieproces aandacht worden besteed aan de marketingcampagne van de film. Er werd een kwalitatief empirisch onderzoek opgesteld om deze hypothesen te toetsen. Om een goed beeld te krijgen van de ontwikkelingen in de Nederlandse filmproductie werden de respondenten in drie groepen opgesplitst. ‘Traditionele producenten’, ‘Digitaal actieve producenten’ en ‘Experts’. Onder de ‘Traditionele producenten’ vallen de producenten die nog niet actief gebruik maken van de digitale mogelijkheden binnen de filmindustrie. De ‘Digitaal actieve producenten’ hebben allen ervaring in het gebruik van digital distributie. De ‘Experts’ tot slotte werden geselecteerd op de kennis en ervaring in de Nederlandse filmindustrie. Tijdens de interviews werden vaste topics besproken die waren opgesteld aan de hand van de deelvragen en gestelde hypothesen. Uit de interviews bleken de groepen verschillende visies te hebben op de digitale ontwikkelingen en de mogelijkheden die het met zich meebracht voor de werkzaamheden van de producent en de internationale positie van de Nederlandse filmindustrie. Één ding was echter voor allen duidelijk. De digitale ontwikkelingen op het gebied van productie, distributie en de bescherming van auteursrechten gaan door de grote omvang en hoge kosten van de nodige investeringen bijzonder langzaam.

, , , , ,
Kamp, mw. drs. M.C van der, Hitters, drs. E.
hdl.handle.net/2105/4783
Media & Journalistiek
Erasmus School of History, Culture and Communication

Dijk, Anouk van. (2008, August 31). Het einde van de filmblikken. Media & Journalistiek. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/4783