Beantwoording probleemstelling In het licht van de hierboven besproken deelvragen is ten tijde van het begin van het onderzoek de volgende probleemstelling geformuleerd: “Wat zijn de gevolgen van de Rotterdamse Huisvestingsvergunning en hoe zijn deze te verklaren?” Vanwege het sociologische karakter van deze scriptie is de probleemstelling niet beperkt gebleven tot enkel het stellen van de vraag wat de gevolgen zijn, maar juist daarom uitgebreid met de vraag naar de verklaringen voor deze gevolgen. Sociologen zijn immers niet geïnteresseerd in het enkel vaststellen van ‘dingen’, maar juist het verklaren van waarom deze ‘dingen’ gebeuren. De gevolgen van de Huisvestingsvergunning tot nu toe zijn uiteenlopend, evenals de desbetreffende verklaringen voor deze gevolgen. Het wordt er niet gemakkelijker op om verklarend te zijn in een onderzoeksgebied waarin de belangrijkste veronderstelde relatie op basis waarvan verklaringen gezocht moeten worden – namelijk (een concentratie van mensen met) geen inkomen uit werk en cumulatie van sociaal-economische problematiek – in de literatuur – althans wanneer deze betrekking heeft op de Nederlandse situatie – door velen wordt betwist. Tijdens afname en interpretatie van de interviews in hoofdstuk 4 bleek deze veronderstelde relatie in veel mindere mate te worden betwist. Dit impliceerde echter niet dat de respondenten een eenduidig positieve ontwikkeling van ‘hun’ wijk beschreven. Echter, de meerderheid van de particuliere verhuurders sprak wel van positieve ontwikkelingen in de werkingsgebieden als gevolg van de Huisvestingsvergunning. In hun ogen verbeterde de wijk in sociaal-economisch opzicht. De respondenten van de woningcorporaties waren er wat terughoudender in om positieve gevolgen toe te schrijven aan de Huisvestingsvergunning. Zij spraken over de dempende werking van de ‘zes jaar regel’, en de uitzonderingen op de regel (studenten, personen die onder het generaal pardon van 2007 vielen). Concrete dan wel abstracte voorbeelden van gevolgen van de Huisvestingsvergunning bleven veelal achterwege. Desondanks gaven drie respondenten van woningcorporaties aan (gematigde) positieve toekomstige verwachtingen van de Huisvestingsvergunning. Zij verwachten dat ‘hun’ buurt in de toekomst verbeteringen op sociaal-economisch gebied tegemoet kan zien. Een respondent van een woningcorporatie gaf aan negatieve toekomstverwachtingen te hebben, omdat de Huisvestingsvergunning volgens haar corporatie niet werkt. Uit hoofdstuk 3 is gebleken dat de feitelijke cijfermatige resultaten tot op heden eerder als negatief dan positief zijn te bestempelen. Dit zou mogelijk kunnen duiden op het – in ieder geval in de Nederlandse situatie – ontbreken van de problematische aard van een concentratie van personen die geen inkomen uit werk ontvangen. Uit de interviews bleek ten aanzien hiervan een andere gedachtegang te bestaan. Diverse respondenten zijn – evenals verscheidene auteurs die publiceerden op dit gebied, zoals Uitermark en Engbersen – van mening dat het ontberen van inkomen uit werk samengaat met (cumulatie van) diverse sociaal-economische problematiek, zoals criminaliteit, wegtrekkende middenstand, overlastsituaties en onveiligheidsgevoelens. Ten tweede is het niet denkbeeldig dat de werking van de Huisvestingsvergunning wordt gedempt door de uitzonderingen die op de maatregel van kracht zijn. Deze uitzonderingen zijn studenten en personen die onder het generaal pardon van 2007 vielen. De uitzondering met de grootst dempende werking is echter de regel dat 90 personen die zes jaar of langer in de stadsregio Rotterdam woonachtig zijn, zich door de gehele stad vrij mogen vestigen. De instroom in de werkingsgebieden van personen zonder inkomen uit werk komt door deze uitzonderingen niet tot stilstand. Volgens de respondenten van de woningcorporaties en de particuliere verhuurders verklaart dit waarom zij vinden dat – met name de woningcorporaties – terughoudend zijn in het uitspreken van (positieve) gevolgen van de Huisvestingsvergunning. Deze uitzonderingen betreffen wel bewuste keuzes van de gemeente Rotterdam. Zij wijzen steeds op een van de speerpunten van het beleid; namelijk dat het zich richt op ‘vestigers’. Een derde mogelijke verklaring voor het (vooralsnog) grotendeels ontbreken van positieve gevolgen, is het feit dat het beleid in juli 2006 is geïmplementeerd. Een evaluatie na tweeënhalf jaar komt erg snel. Het is naar mijn mening dan ook interessant en noodzakelijk om deze vorm van grootstedelijk beleid in de toekomst op kwantitatieve en kwalitatieve wijze te blijven evalueren.

Braster, Prof.Dr., Rusinovic, Dr. K.
hdl.handle.net/2105/5050
Sociology
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Rooijen, Hanneke van. (2009, March 26). De Rotterdamse Huisvestingsvergunning: gevolgen en verklaringen. Sociology. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/5050