5.1 Conclusies met betrekking tot de succes- en faalfactoren van de vier wijkgerichte benaderingen In de voorgaande hoofdstukken zijn de programma’s SWA, Herstructurering, WAPS en Hotspotaanpak getoetst aan twintig kritische factoren die uit de theoretische verkenning naar voren zijn gekomen. Per benadering is gekeken of de kritische factoren van toepassing zijn en zo ja, werd er toegelicht hoe en in welke mate zij in de programma’s zijn opgenomen en in hoeverre de toepassing ervan heeft bijgedragen aan het slagen dan wel falen van het desbetreffende programma. Gebleken is echter dat de vier programma’s dermate verschillend zijn of zich in verschillende stadia bevinden dat er niet in alle gevallen gezegd kan worden of de kritische factor een succes- of faalfactor is. Omdat dit soms per programma verschilt, zijn in het voorgaande hoofdstuk dan ook de succes- en faalfactoren van de vier programma’s weergegeven. Echter, het doel van deze studie is om tot algemene kritische succes- en faalfactoren van wijkgericht werken te komen en de gemeente Rotterdam handvatten te bieden om gebiedsgericht werken in de toekomst nog beter te laten verlopen. In dit laatste hoofdstuk worden daarom algemene conclusies getrokken en algemene aanbevelingen gedaan met betrekking tot wijkgericht werken die de Bestuursdienst kan meenemen in haar toekomstige gebiedsgerichte plannen om fouten uit het verleden te voorkomen. Wat naar mijn mening de meeste invloed heeft op welke kritische factoren toepasbaar zijn op de desbetreffende benadering, is de dominante perceptie ten aanzien van de problematiek van de wijk. Of het een sociaal, veilig, fysiek of integraal programma is, maakt een groot verschil voor wat betreft de inzet van de kritische factoren, zoals ook wel gebleken is uit deze studie. Een programma dat zich puur op het fysieke, veilige of sociale aspect richt, sluit daarmee een hoop zaken uit. Op de korte termijn blijkt dit te functioneren, maar op de lange termijn gaat de eenzijdigheid het programma tegenwerken. Het ‘dweilen met de kraan open’ effect steekt dan de kop op, omdat steeds maar een gedeelte van de problemen opgelost wordt binnen het kader van het programma. Het focussen op een enkele perceptie in de wijk kan het programma op een gegeven moment gaan tegenwerken. Anderzijds moet er ook gewaakt worden voor een te groots opgezet programma bij aanvang, omdat dan de doelen teveel vertroebeld kunnen raken. De lopende programma’s hebben er voor gekozen om na verloop van tijd hun perceptie te verleggen, omdat zij inzien dat problemen en dus ook problemen oplossen met elkaar samenhangen. Uit de laatste paragraaf van het vorige hoofdstuk is naar voren gekomen dat de SWA en de Hotspotaanpak in tegenstelling tot de Herstructurering maar weinig van de kritische factoren in acht hebben genomen en dat de SWA stop is gezet terwijl de Hotspotaanpak en de Herstructurering nog steeds lopen en beiden succesvol zijn. De wellicht logische conclusie ‘het in beperkte mate toepassen van de kritische factoren leidt tot stopzetting van het programma’ gaat dan ook niet op. Wat juist wel geconcludeerd kan worden, is dat programma’s die ingezet worden in wijken waar de leefomgeving en de veiligheid zo slecht is dat de situatie bijna onhoudbaar is, buiten de standaardregels voor wijkgerichte programma’s vallen. Programma’s met zo’n hoge ‘sense of urgency’ maken hun eigen regels en gebleken is dat dit heel goed kan uitpakken. Hierbij moet wel goed in de gaten worden gehouden dat dit alleen maar opgaat als de situatie in een wijk of straat dermate noodlijdend is dat er zo snel mogelijk actie ondernomen moet worden. Uiteraard gaat het hele principe van de Hotspotaanpak nu 6 jaar na dato ook niet meer volledig op, omdat er door de jaren heen geleerd wordt van de fouten en er steeds meer standaardprotocollen opgesteld worden. De Hotspotaanpak raakt ook steeds meer gestandaardiseerd en geformaliseerd, maar een feit is dat er bij noodlijdende situaties afgeweken mag worden van de geijkte regels. Binnen alle wijkgerichte programma’s speelt het college een belangrijke rol, omdat zij iedere vier jaar van samenstelling wisselt en het nog maar de vraag is of het nieuwe college de bestaande programma’s wil voortzetten. De rol van het college in wijkgerichte benaderingen verschilt per benadering. Voor sommige programma’s werkt dit zeer goed, omdat het college een bepaalde macht heeft waardoor zaken sneller en effectiever behandeld en afgehandeld kunnen worden. In andere gevallen worden de deelgemeenten en alle andere partijen en actoren die zich bezighouden met het opstellen en uitvoeren van wijkgerichte programma’s beperkt in hun eigen kunnen en slagkracht. Uit deze studie is dan ook gebleken dat een invloedrijke rol van de overheid - in het geval van wijkgerichte benaderingen wordt hier meestal het college mee bedoeld - niet altijd een positieve uitwerking heeft op een programma. In deze studie zijn vier wijkgerichte programma’s onderzocht die zich alle vier in een ander stadium bevonden, maar wel alle vier reeds een voorbereidingsfase achter de rug hadden. Het voorbereiden van een programma kan uiteraard op verschillende manieren plaatsvinden, maar de beste methode is om zoveel mogelijk van tevoren vast te leggen. Daarom is het ook verstandig om te werken met een bepaald kader waarbinnen alle betrokken partijen hun plannen en ideeën naar eigen invulling kunnen verwerken. Een te vluchtig opgezet programma leidt tot onoverkomelijkheden tussen partijen, tot los- vaste afspraken, beperking van het initiatief en het strijden om de macht. Bij de SWA is dit duidelijk naar voren gekomen en ook uit de eerste ronde van de WAPS is dit gebleken. Hoewel actoren en partijen vaak roepen dat ze het zelf allemaal heel goed weten, is toch gebleken dat zij liever met een raamwerk aan de slag gaan, zodat zij weten waar ze zich aan moeten houden en wat er van hen verwacht wordt. Bij de Herstructurering zijn er van tevoren vaste gebiedsafspraken gemaakt en dit heeft zich in de uiteindelijke uitvoering zeer goed ontwikkeld. Ook de Hotspotaanpak heeft zich hieraan niet onttrokken, al gaf deze aanpak zijn eigen invulling aan het begrip voorbereiding. Hoewel deze aanpak van veel kritische factoren geen gebruik heeft gemaakt, was er bij aanvang al duidelijk dat het op een andere manier dan gewoonlijk zou moeten gaan en dat er juist ruimte gemaakt moest worden voor nieuwe initiatieven en een andere werkwijze.

, , , , ,
Bekkers, Prof.Dr.V.J.J.M., Marks, Dr. P.K.
hdl.handle.net/2105/5071
Public Administration
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Lap, Lieke. (2009, March 20). Het belang van wijkgericht werken. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/5071