In oktober 2006 ging, onder toeziend oog van toenmalig minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het actieprogramma ‘aanpak agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak’ van start. Diverse vertegenwoordigers van de overheid, werkgevers(organisaties) en werknemers(organisaties) committeerden zich gezamenlijk aan een veilige uitvoering van de publieke taak. Uitgangspunt is dat werknemers met een publieke taak respect en begrip tonen voor de situatie en de samenhangende emoties van de burgers maar tegelijkertijd zelf met evenveel respect behandeld worden. Onder invloed van een reeks aan incidenten en het belang dat gehecht wordt aan een veilige publieke taak, is het onderwerp door de huidige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mevrouw Ter Horst speerpunt van beleid geworden. De tragiek van het onderwerp is dat het geen nieuw onderwerp is maar in de loop van de jaren telkenmale op de agenda gekomen is en ook weer naar de achtergrond verdween. Met deze constatering in het achterhoofd is dit onderzoek opgezet om in retrospectief te bekijken welke paden het beleid, omtrent het terugbrengen van agressie en geweld, heeft bewandeld. De centrale vraag luidt: Op welke wijze hebben (afzonderlijke) beleidsprocessen bijgedragen aan de verschillen in aanpak van verschillende sectoren ten aanzien van agressie en geweld door derden tegen medewerkers met een publieke taak en in hoeverre zijn deze, (mogelijk aan de hand van Lipsky’ Street Level Bureacracy), te verklaren? Om tot beantwoording van deze centrale vraag te komen, is gebruik gemaakt van een viertal deelvragen. De eerste twee deelvragen sluiten aan bij het beschrijven en indien mogelijk verklaren van het beleidsproces. In deelvraag twee en drie wordt stil gestaan bij de mogelijke relatie, die bestaat tussen de aard van het werk en de mogelijkheid slachtoffer te worden van uitingen van agressie en geweld. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van de theoretische inzichten afkomstig van het rondenmodel om het beleidsproces te reconstrueren. Het rondenmodel geeft de mogelijkheid aan de hand van ronden het gedrag van actoren te beschrijven waarbij het niet gaat om het besluit dat genomen is of het samenkomen van problemen, oplossingen en participanten, maar om het kritisch omslagpunt dat een nieuwe ronde inluidt tijdens het beleidsproces. Het tweede theoretisch inzicht richt zich op de uitvoerende medewerker die tijdens de uitvoering van de publieke taak in aanraking kan komen met ongewenst gedrag. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de inzichten van Lipsky’s theorie over Street-Level Bureaucracy, waarbij aan de hand van een viertal condities de positie van de uitvoerende werknemers geanalyseerd wordt. Dit onderzoek kijkt terug. In samenspraak met de opdrachtgever is gekozen voor een casestudy onder een beperkt aantal sectoren. Te weten: de politie, de sociale dienst en de Nederlandse Spoorwegen. Hierbij is gebruik gemaakt van documentanalyse en interviews. Uit de reconstructie bij de drie sectoren blijkt dat het onderwerp moeilijk een vaste plaats behoudt op de agenda. Dit geldt niet alleen voor de politieke agenda, maar vooral ook binnen de organisaties zelf. De stap naar beleid dat voelbaar is op de werkvoer, ondanks aanvankelijk goede bedoelingen, is erg groot. Het beleid kenmerkt zich door: een gerichtheid op incidenten het zoeken naar oplossingen in de vorm van bijvoorbeeld geweldsprotocollen en het nemen van fysieke maatregelen. Veelal parallel aan de eisen vanuit de Arbo-wetgeving en voornamelijk gericht om achteraf schade en/of letsel af te wikkelen. Een van de conclusies is dan ook dat de voorgenomen inspanningen sterk contrasteren met de uiteindelijk genomen maatregelen. Nieuwe incidenten leiden tot nieuwe voornemens. Medewerkers met een publieke taak zijn kwetsbaar vanwege veelvuldig contact met burgers. Dit contact heeft voor de burger niet altijd een gunstige uitkomst. De kwetsbaarheid van de medewerker neemt toe wanneer de discretionaire bevoegdheid toeneemt. Tegelijkertijd moet er rekening gehouden worden met de individuele noden van de burger. De keuze wat getolereerd wordt, rekening houdend met wederzijds respect en begrip hangt af van de aanvaardbaarheid voor de burger, organisatie en uitvoerende medewerker. Dit mag echter nooit ten koste gaan van de werknemer met een publieke taak.

, , , , ,
Duin, Dr. M.J. van, Sluis, Dr. A. van
hdl.handle.net/2105/5075
Public Administration
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Schaik, P.H. van. (2009, March 15). Een Veilige Publieke Taak?. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/5075