Regionale samenwerking in het lokaal bestuur is aan de orde van de dag. Nederlandse gemeenten werken op tal van beleidsonderwerpen met elkaar samen. Eén van de uitdagingen voor deze samenwerkingsverbanden is hoe deze vorm te geven in een politiek speelveld. In een democratisch systeem is controle en legitimiteit van (besluiten binnen) samenwerkingsverbanden een groot goed en dient dit gewaarborgd te worden. In de dagelijkse praktijk blijken volksvertegenwoordigers van gemeenten op het gebied van het verlengd lokaal bestuur / regionale samenwerking echter vaak op grote afstand te staan. In deze scriptie is daarom onderzoek gedaan naar de kaderstellende rol en de controlerende rol van gemeenteraden binnen een veelvoorkomende vorm van gemeentelijke samenwerking, de gemeenschappelijke regeling. Het doel van dit onderzoek luidt dan ook: Onderzoeken welke wijze van het invullen van de controlerende en kaderstellende rol door de gemeenteraad binnen het verlengd lokaal bestuur succesvol is, door de aanpak van de controlerende en kaderstellende rol binnen gemeenschappelijke regelingen te analyseren. Daarvoor zijn vier verschillende onderzoeksobjecten nader belicht: de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden, bestuurdersnetwerk BrabantStad, centrumregeling Beschermd Wonen en Bedrijfsvoeringsorganisatie West-Betuwe. Het onderzoek hanteerde daarbij een theoretische kaders van beleidsnetwerken, machtsbronnen, (collaboratieve) governance en een bestuurlijk kader van wetgeving en processen in het Nederlandse (verlengd) lokaal bestuur. De centrale vraag waar een antwoord op wordt gegeven is: Welke factoren zijn van invloed op de kaderstellende en controlerende rol van de gemeenteraad binnen gemeenschappelijke regelingen en welke mogelijkheden zijn er om de kaderstellende en controlerende rol te versterken? Uit de resultaten bleek dat voor de kaderstelling van raadsleden het kunnen functioneren in een regionaal politiek netwerk van zeer groot belan g is. Zowel het beschikken over een regionaal netwerk als het onderdeel zijn van een regionaal proces waar onder andere wordt ingezet op gezamenlijke beeldvorming en gedeelde verantwoordelijkheid wordt hierbij van groot belang geacht. Bij de controlerende rol geldt dit met name voor de formele bevoegdheden van een raad, waarbij zij door haar formele rol de beschikking heeft over een grote hoeveelheid aan informatie en daar vragen over kan stellen. Inhoudelijke kennis of een goede toegang daartoe wordt voor beide rollen van grote waarde geacht. Opvallend is hierbij dat de eigen middelen van een gemeente van een veel kleiner belang worden geacht. Hoewel de ene gemeente in een samenwerking wellicht over meer financiële middelen beschikt, een groter ambtenarenapparaat heeft of zelfs door middel van stemgewicht een belangrijke stem lijkt te hebben in de samenwerking, blijkt dat dit voor de kaderstelling of controlerende rol van de gemeenteraad zeker niet het belangrijkste aspect is binnen de samenwerking. In de discussie en aanbevelingen wordt gezocht naar wijzen om gemeenteraden te helpen om hun rol in regionale samenwerking te versterken binnen de beperkingen die het huidige systeem kent. Niet alleen zou men raadsleden kunnen faciliteren door hen efficiënter te betrekken in regionale samenwerking, ook het maatschappelijke aspect over of het houdbaar is om het lokaal bestuur met verdere grote, grensoverschrijdende taken te belasten wordt hier aangestipt.