Dit onderzoek gaat over de legitimiteit van participatieprocessen. Door middel van kwalitatief onderzoek is de legitimiteit van het participatieproces rond de jaarlijkse vervoerplanprocedure van de MRDH in kaart gebracht. Het in kaart brengen van factoren die al dan niet leiden tot legitimiteit van dit proces geeft inzicht in de manieren waarop de legitimiteit voor vervoerplanprocedures vergroot kan worden. Om dit onderzoek uit te voeren is gebruik gemaakt van vier theoretische concepten: legitimiteit, participatieproces, interactie van samenwerkingen en managen van samenwerkingen. De onderzoeksvraag hierbij luidt: Hoe ervaren MRDH-actoren de input, throughput en output legitimiteit van de vervoerplanprocedure? Welke invloed hebben de participatievorm, de samenwerkingsdynamiek en het netwerkmanagement hierop? Hoe kan inzicht in deze invloed helpen de legitimiteit van vervoerplanprocedures te vergroten? Legitimiteit bestaat in dit onderzoek uit input, throughput en output legitimiteit. Participatie kan een consultatieve, functionele, samenwerkende en transformatieve vorm aannemen. Deze vormen onderscheiden zich op 4 kenmerken, namelijk wie het proces initieert, wie besluitvormingsmacht heeft, de mate van wederkerigheid van de relatie en wie de besluiten uitvoert. De samenwerkingsdynamiek wordt verklaard uit de toewijding en gedeelde motivatie van de deelnemende actoren. Tot slot wordt de mate van management van de relaties tussen legitimiteit en deze andere variabelen verklaard uit de institutionele arrangementen, het leiderschap en de aanwezige en gebruikte kennis tijdens het proces. De studie gaat eerst in op de context waarin proces en procedure genesteld zijn. Dit betreft de wettelijke en bestuurlijke context van de MRDH, maar ook de aanwezig actoren en historische keuzes m.b.t. het proces rondom de vervoerplannen. Hieruit blijkt dat gekozen is om opbrengstverantwoordelijkheid bij vervoerders te leggen. In ruil hiervoor krijgt de vervoerder ontwikkelvrijheid binnen de door de MRDH opgestelde kaders. De participatievorm die ermee gepaard gaat heeft een functioneel of consultatief karakter. Uit het onderzoek blijken de drie vormen van legitimiteit beperkt aanwezig. Er is wel een fit tussen participatievorm en het doel van de initiators met het proces, maar de fit wordt niet als dusdanig ervaren door de participanten. Een verschil in percepties en verwachtingen in en van dit proces tussen participanten en initiators over inspraak en samenwerking, in combinatie met een gepercipieerd gebrek aan management verlagen de scores op legitimiteit. De aanbevelingen richten zich op beter management van dit proces. De verwachting is dat het realiseren van institutionele arrangementen die lering, wederzijdse informatie-uitwisseling en inspraak en samenwerking mogelijk maken, ervoor gaan zorgen dat de aanwezig kennis beter gebruikt wordt. Daarnaast is de verwachting dat deze instituties de kwaliteit van overleg vergroten en een positieve invloed hebben op de samenwerkingsdynamiek. Op de tweede plaats wordt aangeraden om de procedurele inrichting te veranderen. De huidige inspraak vindt plaats op momenten dat oprechte inspraak niet meer mogelijk is. Actoren zien hun input daarom ook zelden terug in het eindbesluit. Door de inspraakmomenten te verplaatsen naar de voorkant van het proces kunnen actoren oprechte input leveren. Het begrip, vertrouwen en de oprechte inspraak die hiermee ontstaan zullen naar verwachting leiden tot meer legitimiteit.

Prof.dr.ing G.R. Teisman, Dr.ing. J. Eshuis
hdl.handle.net/2105/50994
Public Administration
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Koppen, Guido van. (2019, September 10). LEGITIMATIE VAN GEZAMENLIJKE BESLUITVORMING; HET FEEST DER TELEURSTELLING. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/50994