In Nederland is de waterveiligheid de afgelopen eeuw sterk verbeterd door verschillende waterbouwkundige projecten, maar tegelijkertijd is de waterkwaliteit sterk achteruit gegaan. Om toekomstige waterbouwkundige projecten beter aan te laten sluiten op de natuur en daarmee de waterkwaliteit te verbeteren wordt er gewerkt volgens het principe van Building with Nature (BwN). BwN-projecten zijn te typeren als sociaal-ecolgische systemen, die op hun beurt weer handelen als complex-adaptieve systemen. Adaptief co-management (ACM) kan binnen een dergelijk systeem ontwikkeld worden om om te gaan met de dynamiek ervan. Het is een aanpak die flexibel is door met verschillende actoren om te gaan, adaptief is door te focussen op learning-by-doing en specifiek gericht is op het beïnvloeden van de interacties tussen verschillende actoren om een sociaal-ecologisch systeem te beheersen. Hoewel het een zelforganiserende aanpak is, kunnen bepaalde condities geschapen worden om ACM te stimuleren. Het doel van dit onderzoek is om de verschillende bestuurlijke procescondities in kaart te brengen die nodig zijn om ACM toe te kunnen passen in een BwN-project. Dit doel is bereikt door een case-study onderzoek uit te voeren. Uit een literatuurstudie blijkt dat de volgende procescondities relevant zijn: vertrouwen, commitment, kennis, sleutelfiguren en overheidssteun. De Marker Wadden, een BwN-project, is als casus onderzocht. Met name de condities vertrouwen, commitment, sleutelfiguren en overheidssteun waren veelvuldig in de casus terug te vinden. Daardoor waren de elementen flexibel en specifiek van ACM aanwezig. Echter, met name de conditie kennis bleef achter in het project. Onder andere het verschillende tempo van een bouwproces en een onderzoeksproces, andere manieren van communicatie en het ontbreken van een contractuele verplichting om met elkaar samen te werken hebben eraan bijgedragen dat er geen verbinding ontstond tussen met name de aanlegpartijen en het bouwteam en de kennispartijen. Ondanks de potentie, was de aanwezigheid van ACM gering door met name het ontbreken van een samenwerkingsverband tussen de kennispartijen en de overige projectpartijen. Daardoor was er minder sprake van sociaal-ecologische kennisontwikkeling en bleef ook de sociaal-ecologische kennistoepassing achter, waardoor de aanpak minder adaptief was. In de komende beheerfase lijkt de aanwezigheid van ACM toe te nemen omdat moet blijken hoe groot de effecten op de waterkwaliteit zijn en hiervoor sociaal-ecologische kennisontwikkeling en -toepassing een grotere rol krijgen. Maar omdat de kennis met name in andere projecten toegepast lijkt te worden, lijkt de daadwerkelijke sociaal-ecologische kennistoepassing van ACM plaats te vinden over BwN-projecten heen en minder in het BwN-project waar de sociaal-ecologische kennis wordt ontwikkeld. Vervolgonderzoek kan zich meer focussen op ACM in relatie tot de verschillende projectfasen. Uit dit onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van ACM namelijk een sterk verband houdt met de fase waarin een project zich bevindt. Daarnaast kan vervolgonderzoek een analyse maken van de ontwikkeling van het principe learning-by-doing en het effect hiervan op de aanwezigheid van ACM. Uit dit onderzoek blijkt namelijk dat het principe learning-by-doing over projectgrenzen heen vorm krijgt.

Dr. J.J. Willems, Dr. J. van Popering-Verkerk
hdl.handle.net/2105/51011
Public Administration
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Berg, Niels van den. (2019, September 20). HANDELEN IN ONZEKERHEID. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/51011