Gentrificatiebeleid in Rotterdam is gericht op de aanpak van probleemwijken. Deze aanpak werkt, probleemwijken knappen ervan op. Gentrificatiebeleid leidt echter tot negatieve bijeffecten: er vindt bijvoorbeeld verdringing plaats, en probleemwijken ontstaan elders. Ondanks dat dit wordt onderkend door journalisten en wetenschappers, continueert gemeente Rotterdam dit beleid. Waarom eigenlijk? Om een antwoord te krijgen op deze vraag wordt het beleidsdiscours geanalyseerd. Deze analyse wordt gedaan met behulp van het Advocacy Coalition Framework (ACF), dat het discours verkent op argumenten voor en tegen gentrificatiebeleid, en daaruit pleitcoalities afleidt. Uit het inhoudelijk discours en de grootte van de coalities kan invloed worden afgemeten. Het ACF gaat uit van een analyseperiode van ongeveer tien jaar. Om die reden worden er drie opeenvolgende collegeperiodes geanalyseerd van de Rotterdamse gemeenteraad, te beginnen in 2010. Uit de analyse blijken drie factoren verantwoordelijk voor de continuering van gentrificatiebeleid: het inhoudelijk discours, de factor macht en institutionele factoren. In het inhoudelijk discours spelen vooral beleidsleren en de aanwezigheid van consensus een rol. Bij de factor macht blijkt dat er ondanks de wisselende raadscoalities heen, een stevige meerderheid voor gentrificatiebeleid blijft bestaan. Institutionele factoren bestaan uit de nieuwe Woningwet 2015, de centralisatie van het gemeentebestuur en het instituut van de woningcorporatie. In het nawoord wordt gepleit voor een sterkere rol van de woningcorporaties in aandeel, normering en handhaving van bewonersgedrag.