De burgerschapsopdracht van scholen is wettelijk verankerd, maar de wijze waarop zij die taak aankleden is vrij in te vullen. Als gevolg hiervan zijn er verschillen in hoe scholen burgerschapsonderwijs vormgeven. Het startpunt van deze studie is te zien in het verlengde van voorgaande analyses van academici omtrent het Nederlandse burgerschapsonderwijs. Het ontbreekt aan substantieve kennis van hoe de religieuze c.q. levensbeschouwelijke grondslag van scholen zich verhoudt tot de gegeven invulling aan burgerschapsonderwijs en welke onderliggende mechanismen hiertussen een rol spelen. Middels diepte-interviews en documentenanalyse van schoolgidsen is dit onderzocht op tien Rotterdamse scholen in het voortgezet onderwijs. De conclusie luidt dat de schoolidentiteit een niet te verwaarlozen rol speelt in de keuzes die scholen maken rondom burgerschapsonderwijs, maar dat het per school verschilt hoe prominent de invloed hiervan is. Om te beginnen verschillen scholen in hun basisvisie op burgerschap en de daarmee verbonden doelen. Confessionele scholen benadrukken veelal de vorming van een religieuze identiteit bij leerlingen en het belang van spiritualiteit in de samenleving als onderdeel van burgerschap, terwijl openbare scholen vooral liberale waarden nastreven. Als het aankomt op de inhoud die gedoceerd wordt onder het mom van burgerschapsonderwijs, valt op dat er een ruime gemeenschappelijke basis is aan thema’s die op alle scholen aan de orde komen. Toch geven scholen binnen de islamitische en christelijke denominatie blijk van verschillen die te wijten zijn aan de schoolidentiteit, door specifieke (‘taboe’-) onderwerpen in conservatievere vorm te bespreken en door (de eigen) religie een meer prominente rol te geven binnen het curriculum. Dit komt tevens tot uiting in de keuze voor (buitenschoolse) activiteiten. Zo hecht het islamitische Avicenna veel waarde aan onderwerpen als racisme en antisemitisme, mede vanuit een bewijsdrang vanwege de islamitische grondslag. In bredere zin benadrukken islamitische en christelijke scholen meer de rol van ethiek, de eigen religie en zingeving bij burgerschapsvorming dan andere scholen. Zo besteden zij meer aandacht aan de ontstaansgeschiedenis, leefregels en pijlers van de eigen religie, daar waar openbare scholen dit meer beschouwend bespreken. Gevolg hiervan is dat scholen met een religieuze grondslag vaker eigen materiaal (laten) ontwikkelen die strookt met de visie en identiteit. Ook heeft het schoolprofiel invloed op de percepties van docentrollen. Confessionele scholen duiden de docent expliciet als iemand met een voorbeeldfunctie, ook in religieus opzicht. Ten slotte zijn er geen verschillen waar het aankomt op de hoeveelheid tijd die scholen investeren in burgerschapsvorming en de toetsingsmethodes. Dit blijkt vooral ten grondslag te liggen aan pragmatische omstandigheden, zoals financiën en tijd. Ook de keuzes voor werkvormen en de plaats van burgerschap in het lesprogramma zijn dikwijls pedagogisch ingestoken en staan los van de levensbeschouwelijke identiteit. Een uitzondering hierop is het Kralingen Lyceum, wat het internationale UNESCO-gedachtengoed van wereldburgerschap onderschrijft als onderdeel van de schoolidentiteit. Dit werkt door in hun keuze om burgerschap als apart vak te hebben alsook in de visie, inhouden (internationaal georiënteerd) en werkvormen, die op interculturele ontmoeting gericht zijn.

Dr. W. Voorberg, Dr. W. Belabas
hdl.handle.net/2105/51199
Public Administration
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Hammouti, Siham. El. (2020, January 31). Voorbij rood, wit, blauw en de Gouden Eeuw: Lokaal zicht op burgerschap in het onderwijs. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/51199