In deze masterscriptie is de relatie tussen bezit en het goede leven bij de vroege en middelste Stoa onderzocht. Net als hun filosofische voorgangers en tijdgenoten begrijpen de Stoa bezit niet louter als positief gecorreleerd aan een goed leven. Simpel gezegd, een goed leven is volgens hen een leven dat in overeenstemming met de natuur is en bezit beschouwen ze als een verkiesbare moreel indifferente zaak. Toch zijn hun werkelijke posities genuanceerder, en dat laat ik zien in deze scriptie. In hun ethiek lijken de meeste stoïcijnen privébezit te accepteren en de vergaring ervan aan te moedigen, maar tegelijkertijd schemert in de spaarzame fragmenten van hun politieke denken die we overgeleverd hebben gekregen het communistische ideaal door van alles delen.