De eerste econoom die het begrip locatie meenam in zijn analyses was Johann Hienrich von Thünen. De grote opkomst van locatietheorieën ontstond aan het begin van de twintigste eeuw met de theorie van Alfred Weber. Hiervoor werd er nauwelijks rekening gehouden met de factor locatie, hoewel deze erg bepalend kan zijn voor de winstgevenheid van de bedrijven. Deze theorieën van Hotelling, Christaller en Lösch. Bestaande theorieën werden vervolgens aangevuld met de opkomst van de neoklassieke locatietheorieën. Bekande namen hierin zijn Marshall, Hoover en Porter, die elk hun eigen aanvullingen en nieuwe inzichten in de locatietheorieën hadden. Een belangrijk kenmerk van de neoklassieke theorieën is dat er langzaam ook vanuit andere disciplines naar het begrip locatie gekeken werd. De neoklassieke theorieën gingen vervolgens over in de moderne locatietheorieën. Vanuit deze moderne theorieën deden ookd e dandere wetenschapsgebieden volledig hun intrede binnen het begrip locatie; met name vanuit de sociale wetenschappen. De voornaamste stroom uit de moderne locatietheorie is de zogenaamde New economic geography met als grondlegger Paul Krugman. Het doel van dit onderzoek is om een beknopt overzicht van de oorsprong en de ontwikkeling van de verschillende locatietheorieën door de jaren heen.

, , , ,
Otgaar, A.H.J.
hdl.handle.net/2105/5371
Business Economics
Erasmus School of Economics

Dijk, M. van. (2009, June 26). Locatietheorieën - Een historisch overzicht. Business Economics. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/5371