In deze scriptie wordt onderzocht welke factoren invloed hebben op de arbeidsparticipatie van langdurig werklozen. Daartoe wordt de bijstandspopulatie in Delft als onderzoeksobject benut. Er wordt gekeken naar de verschillen tussen alle bijstandsgerechtigden in Delft die de afgelopen vijf jaar aan het werk zijn gegaan en de personen bij wie dat niet (of slechts deels) is gelukt. Allereerst is door middel van een systematisch literatuuronderzoek bekeken welke factoren in het werkloosheidsbeleid volgens de literatuur een positieve invloed hebben op de arbeidsparticipatie van langdurig werklozen. Dit heeft geleid tot een conceptueel model met zeven hypothesen, waarin verondersteld wordt dat langdurige werkloosheid een negatief effect heeft op (toekomstige) arbeidsparticipatie en op de deelname aan een programma om weer aan het werk te gaan. Afhankelijk van het soort programma dat wordt ingezet, is de kans op (toekomstige) arbeidsparticipatie groter of juist kleiner voor langdurig werklozen. Volgens de literatuur bieden training en de inzet van financiële instrumenten voor werkgevers (private sector employment) positieve resultaten. Onbetaalde werkervaringsplaatsen (public sector employment) en hulp bij het zoeken naar vacatures (job search assistance) hebben juist een negatief effect op de arbeidsparticipatie van langdurig werklozen. Tot slot heeft empowerment een positief effect op de (toekomstige) arbeidsparticipatie van langdurig werklozen. Vervolgens is de casus in Delft onderzocht door gebruik te maken van geanonimiseerde data over 4.927 (voormalig) bijstandsgerechtigden in Delft. Hier is met behulp van SPSS een statistische analyse op toegepast. Om een verdieping te geven aan de resultaten is naast een kwantitatieve analyse ook gebruik gemaakt van een documentanalyse, waarin zowel het landelijke kader (de Participatiewet en de evaluatie hiervan), als de lokale beleidsregels in de gemeente zijn onderzocht. Tot slot is een focusgroep van vijf professionals ondervraagd over de bevindingen uit de kwantitatieve analyse en de documentanalyse. Vijf van de zeven hypothesen werden in de kwantitatieve analyse bevestigd en lieten een significante relatie zien. Alleen de hypothese over job search assistance werd niet bevestigd. Deze bleek voor de casus in Delft juist een significant positief effect te hebben op de arbeidsparticipatie van langdurig werklozen. De bevindingen uit de documentanalyse laten zien dat de gemeente Delft op verschillende punten afwijkt van de geldende beleidstheorie achter de Participatiewet. Door de beleidsvrijheid die hierin is gelaten aan gemeenten om maatwerk te leveren, is dit ook mogelijk. In Delft heerst allereerst de aanname dat niet iedereen in staat is om betaald aan het werk te gaan. Dat betekent dat er in de praktijk niet één overzichtelijke regeling is voor alle doelgroepen aan de onderkant van de arbeidsmarkt, maar dat er voor verschillende doelgroepen, verschillende instrumenten beschikbaar zijn. Dat betekent verder dat niet alle instrumenten die beschikbaar zijn onder de Participatiewet ook zorgen voor een match tussen vraag en aanbod. In veel gevallen is er veel meer nodig dan bijvoorbeeld alleen een financiële tegemoetkoming voor werkgevers. Het budget dat de Gemeente Delft ter beschikking heeft voor de uitvoering van de Participatiewet, leidt ertoe dat de gemeente meer energie steekt in de bemiddeling van relatief kansrijke kandidaten. Hierdoor worden minder kansrijke kandidaten, onder wie langdurig werklozen, mogelijk minder intensief begeleid. In de beleidsregels van de gemeente Delft komt niet veel terug over de inzet van specifieke instrumenten voor langdurig werklozen. Wel wordt aangegeven dat het niet voor iedereen haalbaar is om betaald aan het werk te gaan en dat er kritisch wordt gekeken naar welk instrument voor welke doelgroep wordt ingezet. Verder wordt er veel ruimte gelaten voor maatwerk door de professionals. In de focusgroep wordt bevestigd dat een (klein) deel van de bijstandsgerechtigden geen betaald werk zal kunnen doen. Maatwerk wordt gezien als de cruciale factor om mensen die langdurig werkloos zijn geweest te ondersteunen. De vrijheid om maatwerk te bieden wordt ook door de professionals gevoeld. Het lijkt er op dat door deze vrijheid te laten bij de uitvoering de juiste instrumenten voor de juiste doelgroep kunnen worden ingezet. Mede hierdoor doet Delft het goed in de landelijke benchmark qua uitstroom naar werk. De laatste hypothese, waarin wordt verondersteld dat empowerment een positief effect heeft op de (toekomstige) arbeidsparticipatie van langdurig werklozen, kon in de kwantitatieve analyse niet getoetst worden. Deze is voorgelegd aan de focusgroep. De resultaten laten zien dat empowerment van belang is, maar de definitie van empowerment niet voor iedereen hetzelfde is. Bij empowerment moet een goede balans worden gezocht tussen zelfregie en zelfvertrouwen. De regie kan niet volledig bij de kandidaat liggen, omdat er heldere kaders moeten worden gesteld. Het vergroten van het zelfvertrouwen is wel een belangrijk element. Op basis van de resultaten zijn er vier aanbevelingen voor de gemeente Delft gedefinieerd. De eerste aanbeveling is: Zorg ervoor dat instrumenten voor alle (ook de kansarme) kandidaten beschikbaar zijn, omdat een selectie vooraf kan leiden tot een selffulfilling prophecy. De tweede aanbeveling is om de werkgeversbenadering ook te richten op langdurig werklozen en dan vooral op de groep die nu nog lastig aan betaald werk komt, zoals vrouwen en oudere kandidaten. De derde aanbeveling is om in te zetten op empowerment en daarbij goed te kijken naar welke elementen van empowerment specifiek werken voor langdurig werklozen. Tot slot wordt aanbevolen om in te blijven zetten op maatwerk en voldoende gebruik te maken van intervisie tussen professionals om willekeur of rechtsongelijkheid te voorkomen.