2020-07-31
‘Hét revolverend fonds bestaat niet’
Publication
Publication
Een onderzoek naar kaderstelling, sturing & verantwoording en de invloed op het budgetrecht en parlementaire controle bij revolverende fondsen van het Rijk
De laatste jaren is zichtbaar dat overheden in plaats van subsidies steeds meer gebruik maken van revolverende fondsen om maatschappelijke doelen te realiseren. Deze fondsen opereren op enige afstand van de overheid en verstrekken middelen ten behoeve van een specifiek beleidsdoel. Het toenemend gebruik van revolverende fondsen komt deels voort uit een politieke wens, maar het instrument kent daarnaast ook een aantal andere duidelijke voordelen. Zo kan geld meerdere keren ingezet worden, kunnen co-financiers makkelijker instappen bij investeringen en wordt de politieke waan van de dag bij langetermijninvesteringen vermeden. Echter blijkt dat er ook de nodige kanttekeningen te plaatsen zijn bij het gebruik van revolverende fondsen door de overheid. Deze aandachtspunten betreffen voornamelijk de democratische legitimiteit van de investeringen; heeft de Tweede Kamer voldoende zicht op de bestedingen van de middelen? Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het nodig om de inrichting en werking van deze revolverende fondsen nader te duiden. Aangezien het wetenschappelijk onderzoek naar revolverende fondsen beperkt is, maakt dit huidige onderzoek met name gebruik van wetenschappelijke literatuur over verzelfstandigde uitvoeringsorganisaties. Deze verzelfstandigde uitvoeringsorganisaties zijn vergelijkbaar met revolverende fondsen aangezien zij ook op enige afstand van de Rijksoverheid uitvoering geven aan beleidsdoelstellingen. Om de inrichting en werking van de fondsen te kunnen duiden zijn de theoretische concepten kaderstelling, sturing en verantwoording geoperationaliseerd aan de hand van literatuur over verzelfstandigde uitvoeringsorganisaties. Dit heeft geleid tot de volgende onderzoeksvraag: In welke mate doet de huidige inrichting (kaderstelling, sturing en verantwoording) van revolverende fondsen bij de Nederlandse Rijksoverheid recht aan het budgetrecht en de parlementaire controle van het parlement? Om dit te onderzoeken is er een casestudy gedaan naar vijf verschillende revolverende fondsen: Dutch Good Growth Fund (DGGF), Nationaal Energiebespaarfonds (NEF), Innovatiekrediet, Seed Capital en Qredits. Er is een uitgebreide documentenanalyse uitgevoerd en er zijn interviews afgenomen. De interviews zijn afgenomen met beleidsmedewerkers vanuit de ministeries, fondsmanagers vanuit de uitvoeringsorganisaties en er zijn parlementariërs geïnterviewd. Uit de resultaten is naar voren gekomen dat revolverende fondsen opereren in een zeer grote verscheidenheid aan kaderstelling, sturing en verantwoording. Dit kan verklaart worden doordat het oprichten van revolverende fondsen door respondenten ervaren werd als pionieren en dat niet duidelijk was aan welke kaders de fondsen onderhevig waren. Zodoende is er bij oprichting zowel gebruik gemaakt van bestaande kaders als nieuwe opgerichte kaders. Deze onduidelijkheid kan echter afbreuk aan het budgetrecht en parlementaire controle. Doordat de fondsen op afstand van het Rijk zijn geplaatst, beschikken zij over een grote mate van autonomie waardoor er relatief weinig sturing plaatsvindt. Wel is zichtbaar dat bij onduidelijke kaders er meer gestuurd wordt door het verantwoordelijke ministerie. Ook de verantwoording is bij de fondsen verschillend ingericht wat ervoor zorgt dat ondervraagde parlementariërs ervaren dat zij het budgetrecht en de parlementaire controle niet goed kunnen uitvoeren. Op basis van de resultaten is er dan ook de aanbeveling om een richtinggevend kader te ontwikkelen voor revolverende fondsen. Aanvullend wordt aanbevolen om een overzichtstabel met kerninformatie over revolverende fondsen te ontwikkelen en aanvullend gebruik te maken van het presenteren van verantwoordingsinformatie aan de hand van open data. De beperkingen van dit onderzoek liggen in de generaliseerbaarheid van de resultaten aangezien ‘hét revolverend fonds niet bestaat’ en de steekproef gering is. Aanvullend is door de brede theoretische invalshoek van het onderzoek (kaderstelling, sturing én verantwoording) mogelijk de diepgang gemist. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op één van deze theoretische concepten.
Additional Metadata | |
---|---|
Prof.dr. J. Koppenjan, Dr. S. van Thiel | |
hdl.handle.net/2105/56306 | |
Public Administration | |
Organisation | Erasmus School of Social and Behavioural Sciences |
Pim Steenbergen. (2020, July 31). ‘Hét revolverend fonds bestaat niet’. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/56306
|