Van bestuursorganen wordt verwacht dat zij andere bestuursorganen betrekken bij het opstellen bij de eigen omgevingsvisie. Een goede samenwerking, afstemming en verbinding tussen bestuursorganen is van belang om de integraliteit, een van de hoofddoelen van de Omgevingswet, te waarborgen. Een afstemmingsverplichting of samenwerkingsmechanisme ontbreekt echter. Dit terwijl het voor bestuursorganen steeds moeilijker is om op zichzelf publieke waarde te creëren. Het doel van dit onderzoek is dan ook om te onderzoeken op welke wijze samenwerking plaatsvindt in de regio Twente, en welke invloed samenwerking heeft op de publieke waarde. De hoofdvraag van het onderzoek luidt als volgt: ‘’Op welke wijze leidt samenwerking tussen verschillende bestuursorganen tot publieke waarde in de context van de omgevingsvisie?’’ Om tot een antwoord te komen op de onderzoeksvraag is gebruik gemaakt van verschillende wetenschappelijke onderzoeksmethoden zoals een literatuuronderzoek, een documentenonderzoek en interviews. Uit het onderzoek is gebleken dat samenwerking tussen bestuursorganen een positieve invloed heeft op de operationele capaciteit, wat op haar beurt een positieve invloed heeft op de publieke waarde die gecreëerd kan worden. De steun van burgers en de publieke organisatie heeft ook een positieve invloed op de publieke waarde. In de context van de omgevingsvisie is er echter niet te spreken van actieve steun van burgers, maar is er eerder sprake van beleidsacceptatie. Dit omdat de omgevingsvisie een document met een hoog abstractieniveau is, en steun van burgers zich vaak pas uit bij concretere zaken, wat pas bij ander instrumentarium in de Omgevingswet meer naar voren zal komen, zoals een projectbesluit. Een van de aanbevelingen is dat de samenwerking tussen bestuursorganen in de context van de omgevingsvisie nog beter verankerd kan worden. Een groot deel van de samenwerking vindt plaats rond de concrete processen en instrumenten van de wet. De omgevingsvisie is het instrument dat voorziet in een overkoepelend beleid voor de fysieke leefomgeving, en betere samenwerking en afstemming op dit instrumentarium kan voordelig zijn voor de regio en de bestuursorganen. Een andere aanbeveling is om rondom participatie niet alleen te kijken naar de usual suspects zoals buurtplatforms en belangengroepen, maar juist ook naar burgers die niet aan dergelijke platforms verbonden zijn. Dit vereist out of the box denken.