Participatie komt steeds meer op in onze samenleving, zowel overheid als burger zien het steeds vaker als oplossing voor een tal van problemen. Tegelijkertijd zijn er ook negatieve geluiden te horen over de hoeveelheid en type mensen die betrokken worden bij participatie, dit gaat steeds vaker om een selectief groepje mensen, de participatie-elite, die keer op keer op andere manieren betrokken wordt en daardoor steeds meer politieke macht vergaart. Deze scriptie kijkt naar het vraagstuk van deze inclusiviteit bij het uitdaagrecht. Hiernaar is gekeken met een brede blik, waarbij dus niet alleen aandacht is voor wie er een uitdaging indienen en hoe inclusief deze groep is, maar ook naar andere factoren. Zo wordt er ook gekeken naar wie er helpen bij de uitvoering, dit wordt het niveau van de uitvoerders genoemd. De groep mensen die een uitdaging indienen kan namelijk wel exclusief zijn, maar als zij bij de uitvoering een inclusieve groep betrekken is deze uitdaging alweer inclusiever. Vervolgens wordt er ook nog gekeken naar in hoeverre de uitdaging van de initiatiefnemer overeenkomt met de wensen en ideeën van de gemeenschap. Daarnaast wordt er aandacht besteedt aan of de groep mensen waarvoor de uitdaging bedoeld is inclusief is. Er wordt dus bekeken hoe representatief de uitdaging is voor de gemeenschap en in hoeverre de gemeenschap kan mee profiteren van de uitdaging. Deze twee samen zijn het niveau van de gemeenschap. In deze scriptie wordt de inclusiviteit en de aanpak van drie gemeenten met elkaar vergeleken: Den Haag, Utrecht en Rotterdam. Dit resulteert in drie gemeenten die alle drie duidelijk andere keuzes maken en daarmee ook andere effecten genereren. Den Haag is vooral de gemeente die loslaat en daarmee de toegankelijkheid voor de initiatiefnemer niet verbetert. Ze houden daarmee wel genoeg ruimte voor het zelfregulerend vermogen van de initiatiefnemer om zelf in te gaan op de andere twee niveaus. De andere twee gemeenten zorgen allebei voor het verbeteren van de toegankelijkheid voor inwoners die een uitdaging willen indienen. Het grote verschil tussen deze twee typen van sturing komt voort uit waar deze gemeenten de toegevoegde waarde van het uitdaagrecht zien. Voor Utrecht zit de toegevoegde waarde van het uitdaagrecht vooral in het draagvlak en hier ligt dan ook hun focus op. Ze zien dat een uitdaging veel meer draagvlak kan genereren dan de gemeente vaak zelf kan. Hierdoor is het draagvlak in een gemeenschap voor een uitdaging in Utrecht een harde eis. Rotterdam ziet het uitdaagrecht als instrument om meer mensen te betrekken bij het reilen en zeilen van de gemeente en probeert dus met name het indienen en het proces van het uitdaagrecht zo laagdrempelig mogelijk te maken. Vooral de effecten van de sturing die gericht zijn op het zo toegankelijk mogelijk maken voor de initiatiefnemer om een uitdaging in te dienen vallen op. Zonder deze sturing wordt de toegankelijkheid minder voor mensen en zullen daardoor minder mensen een uitdaging indienen. Voor de andere twee niveaus kan de gemeente zeker een focus leggen, het gesprek starten en een initiatiefnemer proberen te begeleiden, echter heeft de gemeente hier geen bepalende stem in. Als de gemeente dit niet of nauwelijks doet betekent dit niet dat de uitdaging niet inclusief is. Het zelfregulerend vermogen van initiatiefnemers en de inclusieve doelen die zij misschien zelf nastreven mogen namelijk niet vergeten worden. De reden dat deze sociaal geëngageerde mensen een uitdaging indienen is vaak omdat ze iets beter willen maken voor de gemeenschap, meer draagvlak willen creëren of inwoners beter willen betrekken bij bepaalde taken. Hierdoor is inclusiviteit het gevolg van zelfsturing.

Prof.dr. A. van Buuren, Prof.dr. M. Fenger
hdl.handle.net/2105/56370
Public Administration
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Thyrza Eliasar. (2020, August 9). Hoe inclusief is het uitdaagrecht?. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/56370