De Rijksoverheid heeft in de Nederlandse aanpak tegen de gevolgen van klimaatverandering (Klimaatak-koord, 2019), het land opgedeeld in dertig Regionale Energiestrategieën (RES)-regio’s. Deze RES-regio’s vormen de context van mijn onderzoek. In elke RES-regio hebben decentrale overheden (provincie, water-schap en gemeenten) van de Rijksoverheid de opdracht en de vrijheid gekregen, in het kader van het Kli-maatakkoord, een eigen energietransitie te realiseren. Dat doen de decentrale overheden door afspraken maken met elkaar, de markt en de samenleving over de energietransitie: rekening houdend met de lokale context. Op die manier moeten de afspraken resulteren in een regionaal proces en beleid zodat uiteinde-lijk, de energietransitie door de maatschappij is gedragen en geaccepteerd. In dit onderzoek heb ik gekeken naar de afzonderlijke narratieven die RES-regio’s en decentrale overhe-den hanteren bij het vormgeven van de regionale energietransitie. Een narratief is - in deze context - het verhaal dat de decentrale overheden vertellen over de problemen die ze verwachten zonder de energie-transitie, de handelingen die zij nodig achten om de transitie in de toekomst te realiseren en in welke sa-menstelling dat gaat gebeuren. Mijn veronderstelling was dat het gehanteerde narratief van de verschillen-de decentrale overheden van invloed was op het verloop en de dynamiek van de regionale energietransitie. In dit onderzoek heb ik gebruik gemaakt van de decentraal en regionaal vastgestelde teksten (coalitieak-koorden en uitgangspuntennotities). In die bestuurlijke teksten staat beschreven hoe een regio of decentra-le overheid over de energietransitie denkt. De inhoud van bestuurlijke teksten, van zeven RES-regio’s en per regio één waterschap, één provincie en drie gemeenten, heb ik kwalitatief-interpretatief geanalyseerd. Uit de analyse van deze teksten komt het beeld naar voren dat bij het vormgeven van de regionale energie-transitie de zeven regio’s één narratief vertellen. Het regionale narratief hanteert een energietransitie die geleidelijk verloopt en in 2050 gerealiseerd moet zijn. Daarentegen vertellen de decentrale overheden twee soorten narratieven over de energietransitie. Bepaalde decentrale overheden vinden dat de regionale transitie te snel gaat. Het narratief dat zij uitdragen, is behoudender en richt zich vooral op het optimalise-ren van de huidige energieketen die voor het merendeel gebruik maakt van fossiele brandstoffen. Voor hen is de energietransitie enkel een technologisch herontwerp van de energieketen. Zij vinden dat er voldoen-de tijd moet zijn voor onderzoek naar de exacte gevolgen van de energietransitie op het landschap en dat er voldoende draagvlak moet zijn in de samenleving. Zij vormen door de afwachtende houding en rust de onderdruk (afgeleid van het meten van bloeddruk tijdens rust en ontspanning) van de regionale energie-transitie. Tegelijkertijd vinden andere decentrale overheden dat juist de energietransitie niet snel genoeg gaat. Zij vinden dat er meer beweging moet komen omdat er geen tijd te verliezen is in de realisatie, gelet op de gevolgen van klimaatverandering. De interventies van deze decentrale overheden zijn vooral gericht op het aanzwengelen en beïnvloeden van de transitie, en niet zozeer op het beheersen en controleren. Door de beweging vormen zij de bovendruk (afgeleid van het meten van bloeddruk tijdens inspanning en bewe-ging) van de regionale energietransitie. Zij zien in dat het kenmerkend is voor een transitie dat er een con-tinue spanning bestaat tussen stabiliteit van de gevestigde energieketen en het beleid, en de noodzaak tot (radicale) vernieuwing. Op basis van mijn onderzoek kan geconcludeerd worden: wil de regionale (en nationale) doelstelling met betrekking tot de energietransitie gerealiseerd worden, dan is het belangrijk dat de RES-regio’s soepel laveren tussen de narratieven van de verschillende decentrale overheden. Enerzijds is het van belang om in te zien dat er geen tijd te verliezen is bij het transformeren van de energieketen (van fossiele brandstof-fen naar hernieuwbare energiebronnen) en anderzijds is het belangrijk dat er voor deze transformatie vol-doende draagvlak is in de samenleving en men rekening houdt met de impact op het landschap. Het is duidelijk geworden dat de decentrale overheden en de regio’s onderling een ander beeld hebben van de energietransitie. Vanwege de verschillende narratieven lijken zij langs elkaar heen te praten. Deson-danks lukt het, volgens het stijgende aandeel van duurzame energieopwekking, om plannen op te stellen die overeenkomen met de doelstellingen in het Klimaatakkoord en is de energietransitie op gang gekomen.

Prof.dr. M. van der Steen, Dr.M. Schreuders
hdl.handle.net/2105/56395
Public Administration
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Bruno Koopmans. (2020, August 10). De onder- en bovendruk van een transitie. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/56395